Cultuurcentrum Brugge

Kurt Defrancq  

acteur 

 

 “Acteren is een job is die je telkens terug naar het nulpunt drijft”  

 

Het kompas om mijn weg te vinden, hanteerde ik op eigen houtje. Het was mijn vader die me weleens poëzie liet lezen of ontdekken. Mijn moeder had een abonnement op de Stadsschouwberg van Brugge. De avond van een voorstelling ging ze steevast naar de kapster. Ik voelde dat dat iets speciaals moest zijn. Daags na de voorstelling lag het programmaboekje altijd op tafel. Het was mijn vader die me stimuleerde om naar de bibliotheek te gaan en ‘meer’ over die dingen te lezen. 

 

Ik ging later in Brussel studeren en kreeg les van Senne Rouffaer. Op het ingangsexamen stonden we daar met honderden, uiteindelijk werden er pakweg vijf uitgehaald. Ik zat erbij en hoor Rouffaer nog zeggen: ‘t zit klaar, maar ge hebt nog geen discipline, jongen. Voor mij was discipline: tijdig aankomen in Brussel voor de les. Maar Rouffaer bedoelde iets anders. Hij maakte duidelijk dat acteren een job is die je telkens terug naar het nulpunt drijft. Je hebt iets betekend, je hebt een goeie voorstelling gespeeld maar daar bouw je niet op verder. Als je opnieuw speelt, moet je telkens weer herbeginnen en zoeken. Dat zoeken, is de discipline. 

 

Ik ben blij dat ik naar een toneelschool ben gegaan in de tijd dat men er de ziel van de acteur vormde. Niet het effect, zoals op tv. Het is zoals Arno ooit eens tegen me zei: je moet opletten, vèntje, want tv zuug joen uut.

 

Brugge

 

Ik associeer Brugge vooral met vrienden. Dat is goed en fijn. Ik word buiten de stadsmuren vooral geraakt door plekken die iets ruws hebben, niet conform, niet opgeblonken. Als ik één troef voor Brugge naar voren mag schuiven, dan kies ik de mystiek. Je kunt dat op verschillende manieren interpreteren. Je hebt de mystici, zoals de Vlaamse Primitieven. Maar je kunt het gegeven ook transponeren naar mystiek gedrag. Wat er gebeurt achter de gevels, achter de muren, achter een pilaar. Daar wil ik absoluut nog eens iets mee doen in het theater of script.

Acteren is een job die je telkens terug naar het nulpunt drijft 

 

Als je terugkijkt, ontdek je waarom je bepaalde dingen gedaan hebt. Op het moment zelf doe je het vanuit eenvoud en naïviteit. Bij ons thuis waren er niet gek veel stimuli om te acteren. Het kompas om mijn weg te vinden, hanteerde ik op eigen houtje.

 

Op een dag trok ik naar de muziekschool, ik wist van de dictieklassen af en werd daar als jong kereltje opgemerkt. Het Guido Gezellemuseum in Brugge deed ‘iets’ en Koningin Fabiola kwam ernaar kijken. Ik mocht voordragen aan de zijde van Paul, werd daarna aan de hand van Snoek naar de koningin geleid. Hij zei boudweg: ‘Mevrouw, ik vind dat u een lelijk kleed aanheeft’. 

 

Hoe reageerde de vorstin? 

Snoek was natuurlijk een provocateur pur sang en de burgerlijkheid van de vorstelijke entourage stond haaks op die confrontatie. Als kind begreep ik het niet helemaal, maar ik wist wel: wat Snoek zegt, klopt. Op zo’n moment is het woord prominent aanwezig. Daar is de passie opgelaaid. 

 

Tussen dat moment en kiezen voor de job van acteur ligt er veel. Wanneer heb je besloten om er je brood mee te verdienen? 

Mijn moeder had een abonnement op de Stadsschouwburg van Brugge. De avond van een voorstelling ging ze steevast naar de kapster. Ik voelde dat dat iets speciaals moest zijn. Daags na de voorstelling lag het programmaboekje altijd op tafel. Het was mijn vader die me stimuleerde om naar de bibliotheek te gaan en meer over die dingen te lezen. In de bib heb ik uren doorgebracht maar de Stadsschouwburg is een grote impuls voor mijn werk geweest, net als de opkomst van de televisie. 

 

We spreken over de jaren ‘60-’70. Naar wat keek je zoal? 

Kapitein Zeppos was legendarisch, met Senne Rouffaer in de hoofdrol. Het was daardoor dat ik in Brussel ging studeren en van hem les kreeg. Dat was heel erg bepalend, net als een legendarische voorstelling van een Nederlandse artiest die ik in de Brugse Stadsschouwburg aan het werk zag. Ik was veertien of zo. Na het optreden ging ik aan de artiesteningang wachten tot die persoon naar buiten kwam. Toen ik hem zag, zei ik: ‘Ik wil graag doen wat jij doet, maar ik weet niet waar ik moet beginnen’. Hij zuchtte, we gingen in gesprek, ik wandelde met hem mee tot aan ‘t Zand, bij zijn hotel. Het is onwaarschijnlijk maar zo is het gegaan. Hij zei me: ‘Je hebt het lef, jongen, je moet het gewoon doen’. De man heette Herman van Veen. Ik ben die woorden nooit vergeten. 

 

Van Veen hielp je in je ziel kijken. Maar de stap van het kleine Brugge naar Brussel, was immens. Welke impact had de oversteek op je? 

Ik ben voor het eerst beginnen achteromkijken. Ik was spoorstudent, pendelde dagelijks tussen Brugge en Brussel. Op het ingangsexamen stonden we daar met honderden, uiteindelijk werden er pakweg vijf uitgehaald. Ik zat erbij en hoor Senne Rouffaer nog zeggen: ‘Het zit klaar, maar ge hebt nog geen discipline, jongen’. Voor mij was discipline: tijdig aankomen in Brussel voor de les. Maar Rouffaer bedoelde iets anders. Hij maakte duidelijk dat acteren een job is die je telkens opnieuw naar het nulpunt drijft. Je hebt iets betekend, je hebt een goeie voorstelling gespeeld maar daar bouw je niet op verder. Als je opnieuw speelt, moet je telkens weer herbeginnen en zoeken. Dat zoeken, is de discipline. 

 

Het grote publiek leerde je kennen via de TV en talloze rollen in fictieseries. Ligt je hart bij het theater, of eerder bij dat schermwerk? 

Ik ben blij dat ik naar een toneelschool ben gegaan in de tijd dat men er de ziel van de acteur vormde. Niet het effect. Het is zoals Arno ooit tegen me zei: ‘Je moet opletten, vèntje, want TV zuug joen uut’. Hij had gelijk. TV is een dankbaar medium om mensen te bereiken, maar het is een vergrootglas. Het vergroot wat je niet bent als acteur. Je stopt er veel energie in, maar je krijgt er valkuilen bij. Daarom heb ik het op iets rijpere leeftijd achter me gelaten, omdat ik de ervaring niet fijn meer vond. Ik had geen autonomie op het scherm. 

 

Die autonomie zit in je theaterwerk. Samen met de Dossinkazerne maakte je ‘De Binnenzak van de Ziel’, over het lot van vluchtelingen. Waarom dat thema? 

Theater is voor mij een scala. Ik smijt me met plezier op stukken die zo zot als een achterdeur zijn. Maar als een verhaal me echt aangrijpt, doe ik er ook effectief iets mee. Ik zit niet te wachten. Na een bezoek aan de Dossinkazerne in Mechelen was ik bijzonder aangeslagen. Hoe het mogelijk is, dat die dingen ooit gebeurd zijn. Mensen die met duizenden werden afgevoerd naar concentratiekampen. Op de terugweg zag ik vrachtwagens langs de snelweg en dacht ik: hier zitten misschien ook mensen in die vluchten. Zonder belerend te willen zijn, heb ik er een voorstelling over gemaakt. Ik vertel over wat ik zag in Mechelen, vanuit het standpunt van de mens. Ik probeer iedereen aan boord te halen zonder polemiek of polarisatie. 

 

Je bracht je jeugd in Brugge door. Hoe belangrijk is de stad vandaag nog voor jou? 

Ik associeer ze vooral met vrienden. Dat is goed en fijn. En als ik één troef voor Brugge naar voren mag schuiven, dan kies ik de mystiek. Je hebt de mystici, zoals de Vlaamse Primitieven, maar je kunt het gegeven ook transponeren naar mystiek gedrag. Wat er gebeurt achter de gevels, achter de muren, achter een pilaar. Daar wil ik absoluut nog eens iets mee doen in het theater. 

 

Geef mij een hotspot in Brugge. Een plek die je hart gestolen heeft. 

Als ik reis, ontwijk ik alle tips van TripAdvisor. Brugge is clean en bevat heel veel van die tips. Maar ik zoek liever de vuile hoeken. Ik kan er dus niet meteen een locatie of adres op kleven. Ik word buiten de stadsmuren geraakt door plekken die iets ruws hebben, niet conform, niet opgeblonken. 

 

In hoeverre bepalen je roots jouw theaterwerk? 

Moedertaal is allesbepalend. Jaren geleden ben ik op het matje geroepen door de directie van de VRT omdat ik mijn zin doordreef: als alle anderen Antwerps mochten spreken, dan sprak ik ‘gekuist’ Brugs. Het was ongezien en het zorgde voor heisa. Nu kleeft er bijna een kwaliteitslabel op het West- Vlaams. Maar in se ben ik er geen voorstander van om taal of origine te koppelen aan identiteit. Ik denk daarbij spontaan aan een ontmoeting die ik eens had met een professor uit Kinshasa. Hij zei me: ‘Vlamingen zoeken identiteit, jullie gaan daarvoor terug in de geschiedenis, maar eigenlijk is dat geen identiteit’. Hij haalde het voorbeeld van kinderliedjes aan. Stel volwassenen hier de vraag om kinderliedjes te zingen en in het beste geval kennen ze er vijf of zes. Stel de vraag in Kinshasa, en er zijn honderden liedjes. Cultuur is dus iets wat je opbouwt, creëert, je kunt het niet zomaar importeren of vastgrijpen. 

 

Waarmee we weer bij dat creatieve durven aanbelanden. Mensen hun eigen ding laten doen.
Precies. Zonder te polariseren: zelfs nu ik in Gent woon, zie ik dat het niet altijd optimaal evolueert. Neem de Vooruit. Die is honderd jaar geleden gebouwd voor de socialistische postbode zoals ik die destijds kende onder de kerktoren in West-Vlaanderen. Die man kon er vroeger gewoon spelen en dan de trap nemen om boven met zijn maten een pint te pakken. Vandaag wordt hij al op voorhand tegengehouden, moet hij eerst een aanvraag indienen en de cultuursluiswachter zal bepalen of zijn werk goed genoeg is of niet. Verticale verzuiling is in zekere zin horizontale verzuiling geworden. Lasagnecultuur, om het met een knipoog te zeggen. 

 

Je staat intussen zelf al zo’n vier decennia op de planken. Ben je tevreden over het punt dat je hebt bereikt? Sta je waar je wil staan? 

Laten we zeggen dat ik voortdurend slalom in de tijdsgeest. Het ene moment word je goed bevonden, het andere moment niet. Like en dislike, zoals de duim van de Romeinen destijds. Er is een explosie van cultuur geweest met de opkomst van commerciële televisie in Vlaanderen. En uiteraard heeft iedereen nu een mening over wat cultuur zou moeten zijn, ook over hoe je voetbal moet spelen. Over hoe je een club moet runnen. Maar kijk: zelfs Marc Coucke is er met al zijn centen niet vlekkeloos in geslaagd. Het is een verhaal in beweging, en bij mij is dat niet anders. 

 

Stel: je kruist een jonge gast of een jong meisje dat wil gaan acteren om den brode. Welk advies geef jij zulke beginnelingen? Wat vooral doen of niet doen? 

Onthoud dat het lastig kan zijn. Dat je niet iets moet doen om te pleasen, maar om zelf gelukkig te worden. Dat kan theater zijn, of muziek, of om het even wat. Zolang je je onafhankelijkheid vasthoudt, blijf je groeien. 

 

Waarmee we weer bij die discipline belanden die Senne Rouffaer je bijbracht.
Absoluut. Hij was een fantastisch man. Een zeer goed pedagoog, een bijzonder intelligente kerel. Het leek er soms zelf op dat hij pagina’s uit de handboeken scheurde: niet belangrijk, gooi maar weg, stop er geen tijd in. Die bevlogenheid blijft me bij en die heeft hij doorgegeven. Dat je elke keer even bevlogen op de planken moet staan. In het beste geval ontstaat er een wonder, chemie.