Cultuurcentrum Brugge

David Galle 
stand-upcomedian


“Als komiek ben je niet ‘de grappigste’”


Doorgaans zijn komieken geen écht plezante mensen. Diegenen die ik ken, zijn eerder timide en stil. Dat komt doordat je als komiek niet ‘de grappigste’ bent, maar in de eerste plaats een observator. Je staat in zekere zin buiten de groep. Je hebt je eigen kijk op de dingen en de wereld zonder dat je er voortdurend aan deelneemt. 

Voor een publiek praten, heb ik nooit lastig gevonden. Iedereen kijkt naar je, de spots zijn op jou gericht, je krijgt aandacht. Bovendien wordt iedereen geacht te zwijgen en niet naar zijn gsm te kijken. Wat je zegt, wordt versterkt door een microfoon. Dat is toch zalig? De inspiratie komt gewoon wanneer ze komt. Dat werkt op verschillende niveaus. Het lijkt er misschien op dat ik op bepaalde momenten niks aan het doen ben, maar het is precies dan dat ik naar mensen en dingen kijk en bakken inspiratie opdoe. Dat is een essentieel onderdeel van mijn werk als tekstschrijver. 


Brugge


Ik hou van deze stad en ik ben er graag, dat meen ik. Brugge wordt soms ‘doods’ genoemd, maar ik ben er het daar totaal niet mee eens. Er gebeurt ontzettend veel, op tal van plaatsen. Ik hou bovenal van Brugge omdat het niet al te groot is en van alles wat te bieden heeft. Een ideale wereld zou eigenlijk opgebouwd moeten zijn uit allemaal verschillende Brugges. Musea, groen, restaurants, winkels, bars, oude gebouwen: hier heb je het allemaal en het is overzichtelijk. Dat is toch de max? 

Mijn favoriete plek is de omgeving van het Graaf Visartpark in Christus-Koning. Er stond aan de Maria van Bourgondiëlaan destijds een woning te koop die ik écht graag gescoord had,  van architect Huib Hoste. Tijdens het interbellum ontwierp hij art-decowoningen in een heel eigen stijl. In mijn geboortedorp Wervik staat er ook een huis van hem: net daarom zou ik het fijn gevonden hebben om daar te wonen, aan het park. In Brugse context is dat écht een uniek plekje.

Als komiek ben je niet de grappigste

 

Doorgaans zijn komieken geen echt plezante mensen. Diegenen die ik ken, zijn eerder timide en stil. Dat komt doordat je als komiek niet per definitie de grappigste bent, maar in de eerste plaats een observator. Je staat in zekere zin buiten de groep. Je hebt je eigen kijk op de dingen en de wereld zonder dat je er voortdurend aan deelneemt. 

 

Zelf was ik het achterkomertje, de jongste van drie broers thuis. Mijn twee oudere broers trokken graag met elkaar op maar ik maakte niet echt deel uit van hun team. Vroeger was ik een dik, rosharig mannetje: daardoor lig je ook al niet goed in de groep. Vanuit die positie heb ik dus veel geobserveerd. In combinatie met de drang naar aandacht en erkenning, ben ik uiteindelijk op een podium beland. 

 

Die keuze om on stage te gaan vergt meer dan observatievermogen. Er is ook lef voor nodig. 

Dat is iets wat groeit, wat je leert. In het begin van mijn carrière droeg ik tijdens mijn acts bijvoorbeeld het trouwkostuum van mijn vader, met een das en een dikke bril. Maar eigenlijk was dat allemaal façade, een soort masker, omdat ik niet als mezelf op het podium durfde verschijnen. Ik was deel van een duo en doorgaans werkte mijn kompaan de moppen af. Ik stond er wat bij, maar ben na verloop van tijd de dingen anders beginnen aanpakken. Voor een publiek praten, heb ik nooit lastig gevonden. Iedereen kijkt naar je, de spots zijn op jou gericht, je krijgt aandacht. Bovendien wordt iedereen geacht te zwijgen en niet naar zijn gsm te kijken. Wat je zegt, wordt versterkt door een microfoon. Dat is toch zalig? Op die manier krijg je erkenning en dat is wat iedereen tot op zekere hoogte wil. Al merk ik in kalmere periodes toch dat ik er minder behoefte aan heb. Dan kom ik gewoon onder de mensen, praat ik met iedereen en draait het niet meer om die aandacht. 

 

Wat inspireert jou het meest in de aanmaak van sketches en moppen? 

Mijn werk is erg autobiografisch en therapeutisch. Alles begint doorgaans met een probleem, waarvan ik me afvraag: hoe komt dat? Als ik er met mensen over praat, dan voel ik de herkenning: ze stoten op dezelfde problemen, ervaren dezelfde drempels. Ga daar dieper op in, focus op hoe je omgaat met de zaken, en je hebt de basis voor een goeie sketch te pakken. Dat is wat ik vaak hoor, na een show: dat het herkenbaar is. Want in wezen doen we allemaal een beetje hetzelfde in het leven. We hebben een job, een gezin, of er zijn kinderen, we doen boodschappen, verdienen geld: daar valt heus heel wat grappigs over te vertellen. 

 

Hoe ver kan humor voor jou gaan? Mag je met alles lachen? 

Als iemand het slachtoffer is van iets, vind ik het toch moeilijk. Ik hou er niet van om naar beneden te schoppen. Iemand die ziek is, of door ellende overvallen wordt: het is niet bepaald sympathiek om daarmee te lachen. Er zijn natuurlijk comedians die heel bewust die grens opzoeken, zien hoever ze kunnen gaan. Dat is een andere drijfveer dan de mijne: ik flirt liever niet met die grens.

 

Hoe groeien jouw shows eigenlijk? Ga jij spontaan aan een tafel sketches zitten schrijven? 

Ik zal maar toegeven dat ik op dat vlak de ultieme chaoot ben, net als veel collega-kunstenaars. Al weet ik nu niet of je comedy een kunstvorm mag noemen. De inspiratie komt gewoon wanneer ze komt. Dat werkt op verschillende niveaus. Het lijkt er misschien op dat ik op bepaalde momenten niks aan het doen ben, maar het is precies dan dat ik naar mensen en dingen kijk en bakken inspiratie opdoe. Het is een essentieel onderdeel van mijn werk als tekstschrijver. Als ik een ingeving krijg, of iets hoor dat bruikbaar is, dan noteer ik het ergens op een papiertje. In een ideale wereld verzamel je al die papiertjes netjes op één plek... maar daar loopt het bij mij fout. Ik ben de chaoot die dingen overal laat slingeren. In mijn auto, thuis, in mijn broekzakken, op de smartphone, op de computer: daar vind je alle stukjes van een potentiële nieuwe show. Het moment waarop je alles moet verzamelen, is natuurlijk een lastige. Maar goed, dan raap ik de dingen bijeen en ga thema’s aan mekaar linken. Daarna begin ik te schrijven, tot ik een leidraad voor mijn verhaal heb. 

 

Zijn er grote namen die jou inspireren in dat schrijfwerk? 

Er zijn grote namen waar ik ontzag voor heb, maar ze komen niet per se uit de comedy. Bob Dylan is er zo eentje. Voor hij beroemd werd, had hij al een hele carrière opgebouwd maar daarbij gebruikte hij zijn eigen stem niet. Hij zong in een falsettostem, denk maar aan het nummer ‘Lady Lay’. Op een bepaald moment stapte hij van die stijl af en ging hij zijn natuurlijke stem gebruiken. Die ommezwaai vind ik boeiend: het punt waarop artiesten letterlijk hun eigen stem vinden. Dat is wat ik met mijn werk ook probeer te doen. Ik volg mijn gevoel, ongeacht wat mensen goed of slecht vinden. Doen wat je graag doet op die manier: dat is echt vrij zijn. 

 

Comedy is jouw core business, maar tussendoor heb je ook wel eens geacteerd. We zagen je onder andere in ‘Bevergem’ opduiken. Bevalt dat acteerwerk je? 

Goh, eigenlijk heb ik het maar één keer écht gedaan, in ‘Bevergem’ dus. En dan zijn er nog wat sketches links en rechts... Heel eerlijk: dat is toch niet echt mijn specialiteit. Het is ook niet omdat je één keer achter een toog staat, dat je meteen een goeie barman bent. Acteren moet in je DNA zitten, als je het echt goed wil doen. Ik sta open voor zulke opdrachten, maar vis er niet per se naar. 

 

Omdat de directe respons bij acteerwerk ontbreekt? 

In zekere zin wel. Dat contact met het publiek heb ik echt nodig. Zo heb ik in het verleden deelgenomen aan TV-quizzen en dergelijke. Achteraf besefte ik dat dat niet echt mijn plaats was. Ze duwen je bij die dingen in zekere zin in een keurslijf. Op TV moet iedereen zijn ‘brol’ verkopen. Als je meestapt in een format of een spelletje, word je de speelbal van de makers en dat is niet waar ik van houd. Ik wil op een podium staan en spelen voor een live publiek dat mij wil zien. Ik wil geen verknipte of geregisseerde versie van mezelf zijn. 

 

Succes komt niet vanzelf. Wat doe je wanneer je een mop de zaal ingooit en niemand lacht erom?
Hm, goeie vraag. Dat gebeurt geregeld in de fase waarin je nieuwe dingen probeert en try-outs doet. Ik denk dat wij ongeveer de enige artiesten zijn die try-outs doen. Om een mop te doen slagen, moet je op een heleboel zaken letten: de bewoording, de intonatie, het ritme, de juiste pauzes... dat test ik uit. Als een mop niet werkt maar ik vind wel dat er iets in zit, dan ga ik het ritme en de woordkeuze dus bijsturen. Het zit vaak in heel kleine dingen en het fijne is dat je daar eindeloos aan kunt schaven. 

 

Jij bent West-Vlaming in hart en nieren: geboren in Wervik, nu inwoner van Brugge. Klopt het dat je Brugge veel mooier vindt dat je geboortestreek? 

Wervik is een klein dorpje vlak bij de Westhoek en voor alle duidelijkheid: ik ben de streek heus genegen. Ik heb inderdaad eens gezegd dat ik Brugge mooier vond, maar dat was voor een publicatie in Brugge. Als het voor Wervik was geweest, had ik gewoon het omgekeerde gezegd! 

 

Brugge heeft natuurlijk veel te bieden. Wat vind je zo charmant aan de stad? 

Ach, ik ben hier graag en dat ligt deels aan de mensen. Brugge wordt vaak dood of doods genoemd, maar ik ben er het daar totaal niet mee eens. Er gebeurt ontzettend veel, op tal van plaatsen. Ik hou bovenal van Brugge omdat het niet al te groot is en toch van alles wat te bieden heeft. Een ideale wereld zou opgebouwd moeten zijn uit allemaal verschillende Brugges. Musea, groen, restaurants, winkels, bars, oude gebouwen: hier heb je het allemaal en het is overzichtelijk. Als ik in de stad uit mijn raam kijk, heb ik zicht op een jazzbar. Iedere dag komt er jazzmuziek uit de kelder: dat is toch fantastisch? Bovendien hoor je in Brugge ook 101 talen van toeristen die de stad komen bezoeken. En weet je wat ook straf is? Die Chinezen gebruiken dezelfde Engelse woorden als wij! Ik hoorde er eens twee babbelen, dat klonk als ‘heng heng jeng cheng fokking heng heng fokking’. Chinezen zeggen dus fucking, net zoals wij. 

 

Te braaf: dat label krijgt de stad ook weleens. Hier leeft minder rock-‘n-roll dan in pakweg Gent of Antwerpen. 

Daar ben ik het niet mee eens. Rock-‘n-roll maken mensen zelf en die is hier wel te vinden. Uiteraard is Brugge niet groot en wonen er dus ook niet gigantisch veel mensen. Procentueel zullen er minder vrijgevochten en artistieke zielen rondlopen en is de culturele scene misschien wat kleiner. Maar dat neemt niet weg dat er hier heel veel leuke mensen vertoeven, met een stevig rock-’n-rollgehalte. Ik heb met hen al dingen meegemaakt waarover ik niet ga praten! 

 

Wat is jouw persoonlijke hotspot? Je favoriete plek? 

De omgeving van het Graaf Visartpark in Christus-Koning vind ik fantastisch. Er staat aan de Maria van Bourgondiëlaan een woning die ik een paar jaar geleden echt graag gescoord had, maar die kwam pas te koop toen we net ons andere huis hadden gekocht. De architect van de woning is Huib Hoste. Tijdens het interbellum ontwierp hij artdecowoningen in een heel eigen stijl. In mijn geboortedorp Wervik staat er trouwens een huis van hem: net daarom zou ik het fijn gevonden hebben om daar te wonen, vlak bij het park. In Brugse context is dat een uniek plekje. 

 

Stel: je moet een comedyshow maken over Brugge. Welke ingrediënten zou je erin stoppen?
Een hypothetische versie van de stad misschien? Stel je voor dat we Brugge nog toeristischer maken dan het nu al is. Ik denk aan de bootjes op de reien, waar buitenlanders verzot op zijn. Als we die nu eens inrichten als ‘Los Piratos’ in Bellewaerde? Je vertrekt heel rustig, langs een feeëriek decor en komt dan in een grot met allemaal middeleeuwse figuren in de vorm van poppen. En als je dat achter de rug hebt, dan wordt het bootje omhooggetrokken: rekke-tekke-tekke-tek. Dan kom je helemaal bovenaan, en vliegt de boot keihard naar beneden. Uiteraard wordt er op dat moment een foto gemaakt en die kun je dan aankopen als de boottocht erop zit. Geef toe: dat zou toch de max zijn?