Cultuurcentrum Brugge

Joke Raes 
beeldend kunstenaar

WAVE X


“Rusten op het parcours waarop ik me nu bevind, is geen optie”


Mijn ouders zeggen altijd dat ik met elf vingers geboren ben. Eén ervan is een potlood. Vanaf mijn zes jaar ben ik deeltijds kunstonderwijs beginnen volgen in Brugge en heb ik volop kunnen proeven van beeldende kunst. Dat was ook zo toen ik later naar de Freinetschool ging: er was veel ruimte om zelf te creëren. Noem het gerust de zaadjes die onder mijn vel zaten en die onder ieders vel zitten. Als de context het toelaat, kunnen ze ontkiemen. 

Bij mij zit esthetiek echt in alles. Ik tracht bij mijn materiaalkeuze, naast die esthetiek, een soort spanning te creëren. Industrieel afval tegenover wilgenkatjes, om maar iets te zeggen. Daarmee probeer ik de kijker te raken, de perceptie te verbreden. Ik vergelijk mijn werken graag met dromen en verlangens. Daar wil je graag naar grijpen of teruggrijpen, maar die dingen hebben altijd iets enigmatisch. Ik heb al een hele weg afgelegd maar betrap mezelf erop dat ik graag nog meer wil bereiken. Nog verder wil geraken. Ik denk dat dat een gevoel is waar veel mensen mee kampen. Rusten op het parcours waarop ik me nu bevind, is geen optie.

Brugge


Brugge is mijn voedingsbodem. De ultieme miniatuurstad waar een soort koepel overheen staat. Ik hou van de combinaties en contrasten in de stad. In Brugge komen mensen samen die op het eerste gezicht niets met elkaar te maken hebben, maar samen vormen ze een homogene groep, in een straat. En die straat ligt in een stad, in de natuur. Het is dezelfde clash die je ziet tussen de wolkenkrabbers in New York en het nabijgelegen Central Park. Mijn favoriete plek? De reien ter hoogte van de Vismarkt: daar hou ik van. En het Minnewater, wanneer de zon net is ondergegaan: dan is de kleurenpracht er fenomenaal.

Rusten op het parcours waarop ik me nu bevind, is geen optie 

 

Een kunstenaar vertrekt altijd vanuit zichzelf. Je denkt na over wat je raakt in de wereld en in de realiteit, over wat er leeft en wat je wil vertellen aan de mensen. Voor mij is het organische, het natuurlijke groeiproces erg belangrijk. Het zit in mijn beeldtaal verweven, want we zijn met z’n allen onderdeel van de natuur, maar drijven verstedelijking steeds verder door. Daardoor zitten we vaak verkoekt in een leefomgeving die niet natuurlijk meer is. De clash tussen die twee zaken vind ik ontzettend interessant. 

 

Zijn de kunsten een deel van jouw DNA? Was je er al mee bezig voor je kunst ging studeren? 

Mijn ouders zeggen altijd dat ik met elf vingers geboren ben. Eén ervan is een potlood. Vanaf zes jaar ben ik deeltijds kunstonderwijs beginnen volgen in Brugge en heb ik volop kunnen proeven van beeldende kunst. Dat was ook zo toen ik later naar de Freinetschool ging: daar was veel ruimte om zelf te creëren. Ik heb dus op redelijk jonge leeftijd beslist om kunsten te studeren. Aanvankelijk koos ik voor theater, maar uiteindelijk werd het beeldende kunst. Noem het gerust de zaadjes die onder mijn vel zaten, die onder ieders vel zitten. Als de context het toelaat, kunnen ze ontkiemen. Dat hebben ze bij mij absoluut gedaan. 

 

Jouw beeldend werk is niet voor de hand liggend, je geeft de diepere betekenis niet zomaar cadeau. Welk gevoel wil je vooral overbrengen op de toeschouwer? 

Bij publieke werken bedenk ik op voorhand een concept: dit of dat wil ik realiseren. In andere gevallen begint het louter bij een idee. Denk maar aan mijn ‘Memorabilia’: dat zijn gespiegelde tekeningen van imaginaire wandelingen. Dat idee heb ik in Japan ontwikkeld, ik speel er voortdurend mee. Ik wil met die werken een gevoel of beleving delen, al weet ik nooit op voorhand of mensen het zullen smaken. Laten we maar zeggen dat ik vooral belang hecht aan het esthetische, zelfs al wordt dat in onze branche weleens gevaarlijk genoemd. 

 

Waarom gevaarlijk? 

Ik verwijs naar het boek van Alain de Botton en John Armstrong: ‘Kunst als therapie’. de Botton stelt dat kunst ten tijde van de romantiek de realiteit ontkende. Men schilderde iets moois, iets lieflijks, zonder meer. Het is dus heel eenzijdig. Die toets vind je niet per definitie in politiek werk, of in arte povera, waar slechts een heel beperkt aantal materialen worden gebruikt. Bij mij zit die esthetiek echt in alles. Ik tracht bij mijn materiaalkeuze, naast de esthetiek, een soort spanning te creëren: industrieel afval tegenover wilgenkatjes, om maar iets te zeggen. Daarmee probeer ik de kijker te raken, de perceptie te verbreden. 

 

Jij creëert stukken die er bijna om smeken om vastgepakt te worden. Gevoelskunst. 

Tactiliteit is belangrijk, ja. Ik heb tijdens het creatieproces een bijna intieme relatie met mijn materiaal. Ik vind het normaal dat het eindresultaat die intieme relatie uitstraalt en iets aangenaams teweegbrengt. Maar wat ik maak, is tegelijk heel erg fragiel, dus echt vastpakken... neen, liever niet. Let op: ik maak stukken die er zich wel toe lenen, zoals de ‘Wish Stone’ in het stadsmuseum van Hasselt. Dat zijn een reeks werkende handschoenen, die allemaal zoeken naar een wenssteen. Je kunt een gewicht naar beneden trekken in het werk, waardoor de handschoenen zich openen en je een steen vol wensbloemen ziet. Ik vergelijk mijn werken graag met dromen en verlangens: ook daar wil je graag naar grijpen of teruggrijpen. Maar ze hebben altijd iets enigmatisch. 

 

Je oeuvre straalt evenzeer rust, evenwicht uit. Sta jij zelf rustig in het leven? 

Ik kan vrij makkelijk de rust bewaren, zelfs onder extreme condities. Als kunstenaar is dat ook nodig. Tegelijkertijd ben ik een workaholic: als ik in creatieproces zit, weet ik vaak niet van ophouden. Weet je, mijn carrière is tot nu toe een soort rollercoaster geweest. Van het ene project in het andere. De lat ligt vrij hoog, maar de rust is er als het erop aankomt. 

 

Is er een beeldend werk waarvan je stiekem droomt? Wat je zeker wil realiseren? 

Er zijn wel een aantal losse eindjes, sporen, waarop ik graag verder wil breien. Zo ben ik bezig met een eindeloze reeks maskers: daar wil ik aan blijven werken. Ook in het kader van ‘Memorabilia’ wil ik nog imaginaire souvenirs creëren die je aan elkaar kunt spiegelen. Het klinkt misschien abstract, maar de aanzet is er en ik wil eraan verder werken. Ik droom van een dikke rol papier met een schets van een heel erg lange ingebeelde wandeling. Denk maar aan wat de Amerikaanse kunstenaar Joseph Cornell deed: hij maakte poëtische doosjes en wou met dat werk graag naar Europa komen, maar hij had er de middelen niet voor. Dat is erg vergelijkbaar met wat we meemaakten omwille van de coronacrisis. We konden geen grenzen oversteken en moesten imaginair reizen. 

 

Je hebt een reputatie opgebouwd, stelde werk tentoon in binnen- en buitenland, zelfs tot in Japan. Wat doet die erkenning met een jonge kunstenares? 

Ik zet dat grotendeels van me af, terwijl ik mezelf er toch op betrap dat ik graag meer wil bereiken. Nog verder wil geraken. Ik denk dat dat een gevoel is waar veel mensen mee kampen. Rusten op het parcours waarop ik me nu bevind, is geen optie. Ik heb al fantastische dingen mogen doen, maar het parcours kan zeker nog verbeterd worden. 

 

In welke zin? 

Ik noem dat het schaakspel dat elke beeldend kunstenaar speelt. Welke pion moet ik verzetten om dit of dat idee te realiseren? Het kan in mijn geval via publieke geïntegreerde kunstwerken, maar zo’n project binnenhalen, neemt makkelijk een jaar tijd in beslag. Louter overleven van de kunsten is in België niet eenvoudig. Er is geen draagvlak en er is een overaanbod van mensen die creëren. In een ideale wereld zou ik graag blijven groeien en met een ondersteunend team werken, maar dat is nog niet aan de orde. ‘Brave Wave’, dat ik voor het cultureel centrum van Destelheide realiseerde, bevat bijvoorbeeld honderdduizenden kleine industriële restanten die verknipt en gekleefd zijn. Dat gebeurde allemaal met de hulp van mijn vriendenkring, in een creatiemarathon van zes maanden. Die manier van werken kun je even aanhouden, maar niet eeuwig. 

 

Wie inspireert jou het meest als artiest? 

Joseph Cornell, die vernoemde ik al. Net als Ernst Haeckel, een zoöloog die zijn fantasie liet spelen bij de tekeningen die hij maakte van organismen, embryo’s , amfibieën. In eigen land heb ik wel een boon voor Wim Delvoye, Gideon Kiefer en Maarten Vanden Eynde. Daarnaast hou ik van het werk van internationale namen zoals David Altmejd en Rebecca Horn. Ach, de lijst is best lang.

 

Je bent Brugse van geboorte, werkt in Gent. Hoe belangrijk is Brugge voor jou? 

Het is mijn voedingsbodem. De stad waar ik ben opgegroeid. Voor mij is Brugge de ultieme miniatuurstad waar een soort koepel over staat. Koepels heb ik in mijn eigen werk zelf al gebruikt. Maar hoezeer ik ook van Brugge houd: als kind wou ik toch ontzettend graag de grootstad ontdekken. Op mijn zeventiende belandde ik voor het eerst in New York. Toen besefte ik dat, hoe verder ik van de stad weg ben, des te fijner het aanvoelt om hier terug te keren. Om die reden heb ik ook een reeks aquarellen gemaakt met liefdeswater. Dat is weer zo’n kunstspoor dat gestart is in Brugge, aan het Minnewater, the Lake of love. Ik heb er water uitgehaald en vermengd met iriserende aquarelverf en daar een aantal werken mee geschilderd. Dat proces heb ik doorgetrokken met water uit de kanalen van Venetië. Ik vraag ook aan mensen die ik ken om uit alle uithoeken van de wereld, dat liefdeswater mee te brengen. Daar kan ik mee verder werken. Ik maak telkens twee aquarellen: eentje voor de schenker en eentje in spiegelbeeld voor een galerij.

 

Wat vind je kenmerkend aan onze stad? 

Ik hou van de combinaties en contrasten in Brugge, net als de contrasten in mijn werk. In Brugge komen mensen samen die op het eerste gezicht niets met elkaar te maken hebben, maar samen vormen ze een homogene groep, in een straat. En die straat ligt in een stad, in de natuur. Het is dezelfde clash die je ziet tussen de wolkenkrabbers in New York en het nabijgelegen Central Park. Brugge heeft ook die twee kanten: de postkaartgezichtjes die iedereen kent en de minder bekende en misschien ruwere plekken. In elk geval is het een hyperromantische stad. Bijna te perfect en artificieel, waardoor je er iets tegenover wil zetten. Alweer: het contrast. Zoals David Lynch dat vaak in zijn films gebruikt. 

 

Krijgt beeldende kunst hier voldoende plaats, te midden van de trapgevels en trekpleisters? 

Ja en neen. Er zijn een aantal platformen, je hebt de stedelijke musea met topwerken en het cultuurcentrum doet een heleboel zaken. Maar het is nogal gefragmenteerd en er is heel weinig ruimte om werk te exposeren. Waarom is De Bond ooit gesloten? Ik snap dat toerisme de core business van de stad is, maar meer beeldende kunst zou een troef kunnen zijn. 

 

Wat is jouw absolute hotspot in Brugge? De plek waarnaar je het liefst terugkeert? 

De reien ter hoogte van de Vismarkt: daar hou ik wel van. En het Minnewater, wanneer de zon net is ondergegaan. Dan is de kleurenpracht er fenomenaal. De Heilig Bloedkapel is uiteraard ook magnifiek. 

 

Stel: Brugge geeft je de kans om op een plek naar keuze in de stad te exposeren. Wat wordt het? 

In dat geval kies ik voor een bijdrage aan een evenement, zoals de Triënnale. Als ik écht mocht kiezen en 100% mijn zin mocht doen, dan zou ik in die context voor het grootse werk durven gaan. En als ik onbeperkte middelen aangereikt krijg, dan ga ik weer met dat iriserende aan de slag in een stuk dat nationaliteiten samenbrengt. Want mensen komen massaal naar Brugge om de architectuur en rijkdommen te zien, maar met elkaar hebben ze niks te maken. Daar zou ik zeker op inspelen. En de reien en het water erin betrekken.