Cultuurcentrum Brugge

De hele menselijke levenscyclus is met textiel verweven - Lisa Ijeoma

 

Je suis quelqu’un qui appelle. 

Je suis celui qui appelait, qui criait il y a 30.000 ans. 

Je t’aime. Je crie que je veux t’aimer. Je t’aime. 

J’aime quiconque entendra que je crie. 

- Marguerite Duras

Les Mains négatives (1979)

 

Lisa Ijeoma (°1997) is beeldend kunstenaar en textielontwerpster. Ze is de jongste van de Zes en een geboren en getogen Bruggelinge, verliefd op het Minnewater. In de Poortersloge aan het Jan van Eyckplein toont ze haar nieuwste weefsels. Als fond gebruikt ze didactisch materiaal, meer specifiek foto’s uit het beeldarchief van een voormalige Brusselse filmschool. Ze noemt haar bron ‘een schat’ die ze drie jaar geleden in Brugge heeft opgeduikeld op de briljante rommelmarkt ‘Zandfeesten’. De productie van haar werk gebeurt in Gent, waar ze in de Gouvernementstraat atelier houdt.

 

Haar liefde voor textiel dankt Lisa Ijeoma aan textielkunstenaar Thomas Renwart uit Poeke (°1995). Hij was het die haar, na afloop van haar masteropleiding Schilderkunst, influisterde dat textiel wel eens haar medium kon zijn. Ijeoma was na een verkennend bezoek aan de textielateliers in Gent inderdaad onmiddellijk verkocht. Minder dan een uur na afloop schreef ze zich in aan de faculteit Beeldende Kunst/Textielontwerp van LUCA School of Arts. “Het was liefde op het eerste gezicht.” De opleiding was uitgesproken technisch in verhouding tot Lisa’s eerdere specialiteit: schilderkunst. 

 

Al tijdens haar middelbare schooltijd was Lisa Ijeoma in aanraking gekomen met tekenen en schilderen, via de Academie Brugge (DKO) in de Katelijnestraat. Daar was het dat ze voor het eerst het mentale aspect van de mens had onderzocht. Aan haar lestijd, en speciaal de leraren Alain Hatse en Ann Vrielinck, bewaart zij heel mooie herinneringen. 

 

Tijdens haar masteropleiding Schilderkunst aan LUCA School of Arts in Gent verkent Ijeoma specifiek het zelfportret. “Ik was op zoek naar mijzelf en mijn positie als maker in de kunst. Als jong meisje van kleur in een overwegend mannelijke omgeving binnen een archaïsche structuur, was het best ingewikkeld om je eigen plek te vinden. Vandaag is een schilderspraktijk niet de beste match met mijn persoonlijkheid en met hoe ik mij van binnen voel.” 

 

Lisa legt uit hoe zwaar daarna de switch van schilderen naar textielontwerp was, voornamelijk omwille van de techniciteit. “Schilderkunst is een extreem beeldend medium; het is in wezen verf op een drager. Textiel is een veel breder veld van weven, spinnen, naaien, breien, vilten, verven, zeefdruk, bioplastics, meubelstoffering … noem maar op. Je kunt ruimtelijk werken of niet. Het gamma aan mogelijkheden en specialisaties is eindeloos zonder meer.”

 

Lisa Ijeoma is een covid-meisje. Tijdens het eerste jaar van haar opleiding textielontwerp (2019-2022) breekt wereldwijd corona uit. Haar school gaat op slot. “De pandemie betekent een buitengewoon enge periode, zonder enig toekomstperspectief. Schilderen kon ik niet – ik kwam niet aan materialen. Maanden lang heb ik aan één stuk door gelezen, geschreven en film gekeken. Verder heb ik veel tijd met mijn dichte vrienden doorgebracht, in de welbekende bubbel.” 

 

Het gerief ligt op je schoot

 

In mei 2020 wordt in de Verenigde Staten George Floyd vermoord, een gebeurtenis die bij Ijeoma inslaat als een bom, met een felheid en heftigheid waarop ze niet is voorbereid. Ze kan niet omgaan met het gegeven - en al helemaal niet in de covid-periode van opsluiting (confinement) en isolement. “Ondanks de landsgrenzen en culturele verschillen”, zegt zij daarover, “ervaar je als persoon van kleur binnen de slavernijgeschiedenis wel degelijk een verbondenheid. Onrecht en discriminatie gedijen in België nog steeds zeer goed.” Als reactie op het schandaal start Ijeoma met het maken van applicaties of patchworks – en naait ze met de hand lapjes reststof aaneen om tot een figuratief beeld te komen. In die bezigheid vindt ze rust. “Het gerief ligt op je schoot.” Ijeoma laat zich deels leiden door de tactiliteit en het koloriet van de stof. Met het restmateriaal dringt zich ook een bepaalde vorm op. Zij vindt het verder heerlijk om buiten het kader te treden en de textielen te laten uitlopen.

 

De moord op Georges Floyd is zo uiteindelijk de directe aanleiding voor de creatie van een twintigtal textielwerken, zonder uitzondering geïnspireerd door de plaatsen waar mensen van kleur bij hun contacten met autoriteiten overleden zijn. De titels spreken voor zich, zoals onder andere Usually they were black, or blue (in remembrance of Rayshard Brooks) - over het noodlottig einde van een jonge man met geestelijke problemen gestorven aan verstikking - en Lockjaw (in remembrance of Daniel Prude) (2021), het grootste werk in de reeks. De werken zijn sombere landschappen. De menselijke figuur is er niet of nauwelijks in aanwezig. “Ik kan de gruwel niet zomaar opnieuw afbeelden”, zegt Lisa Ijeoma. “Vandaar de omgeving (surrounding) als stille getuige.”

 

In Brugge kennen we de patchworks van Lisa Ijeoma sinds de tentoonstelling Underneath the Shade We Lay Grounded (2022) van Otobong Nkanga op de Sint-Janssite. Nkanga onderzoekt in een dialoog met de vaste kunstcollectie onder andere de herkomst van koloniale waren en legt, behalve processen van extractie en economische uitbuiting, ook de historische noord-zuid dynamieken bloot. Op het binnenplein van het Sint-Janshospitaal exposeert Lisa Ijeoma in het randprogramma terzelfdertijd een aantal (textiel)werken. Zoals zovelen met haar, ervaart zij de presentatie van Nkanga als een plek van negociatie, dialoog, bezinning en herstel. Heeft ook zijzelf immers, als kind uit een gemengd huwelijk, het in haar jeugd vanwege haar kroeshaar en opvallend uiterlijk niet moeilijk gehad? Was ook zij niet in haar kindertijd geconfronteerd met min of meer ‘subtiele’ en ‘zachte’ vormen van racisme, stereotypering, objectivering en discriminatie op de speelplaats?

 

In mijn biotoop is het handmatige aspect essentieel

 

Behalve van patchwork, houdt Lisa Ijeoma ook erg van de weeftechniek, en speciaal van het handweven. “Je staat heel dicht bij de machine”, zegt ze. “Je bent fysiek bezig. Er ontstaat een bepaalde ritmiek.” Ijeoma is gefascineerd door het technische aspect – het onderzoek van de code, de toepassing van de binding. “Mijn wiskundig brein slaat dan aan”, zegt de vrouw die aan de Garenmarkt Latijn Wiskunde studeerde. “Bovendien heeft industrieel weven eindeloze mogelijkheden en biedt het de kans om op zeer groot formaat te werken.” 

 

Alle werken van Ijeoma voor Triënnale Brugge zijn op een Jacquard-weefgetouw tot stand gekomen, een machine dat industrieel en handmatig weven combineert. “Ik vind het belangrijk mijn signatuur en persoonlijke schriftuur te bewaken”, zegt Ijeoma. “In mijn biotoop is het handmatige aspect essentieel. Al is de machine voorgeprogrammeerd, dan nog ben ik het die de bindingen maak en het programma bepaal. Ik bedien de pedaal. Ik beweeg de spoel heen en weer en trek die aan. Ik bepaal de dichtheid van het weefsel, compact of los. De menselijke fout vind ik bovendien charmant. Ik houd van de onregelmatigheid die ontstaat op de plek waar de draad niet gelijkmatig werd aantrokken. De rare streep op het zachte doek, resultaat van een draad die ik niet heb doorgeslagen, verblijdt mijn hart. Het gebeurt ook wel dat de machine een draad niet heeft meegenomen …”

 

Evengoed weigert Lisa de losse draden aan de achterkanten te verstoppen. “Die mogen gezien worden,” zegt ze fel. “Vooral in de grootste werken waarvoor ik de volledige breedte van het weefgetouw benut. De draden zijn er een restant van de beweging van de spoel die door het weefsel heen gaat en die ergens blijft haken, waardoor er restdraad tevoorschijn komt. Ik vind dit ergens ook een onderdeel van het beeld en van mijn beweging als maker.”

 

Didactisch materiaal uit Congo


De nieuwe textielen van Ijeoma zijn afwisselend figuratief of abstract. We herkennen de contouren van een huis of van kindersilhouetten met een vage witte plek op het hoofd. “Het is heel onduidelijk of dat een keppeltje, een verfplek of een lichtschakering is. Heel bizar.”

Voor haar motieven grijpt Ijeoma terug naar de beelden die ze ontwikkelde uit oud, anoniem en ongelegendeerd materiaal : de bewuste fotorolletjes die ze in 2021 vrij impulsief en voor een prikje op de Brugse rommelmarkt kocht. “Het was een hele rare schoendoos met prachtige doosjes in. Er bleek didactisch materiaal uit Congo in te zitten van een voormalige filmschool uit Brussel, de Office Scolaire Belge d’Etudes par le Film (Société OSBEF, 36, rue Ravenstein, 1000 Bruxelles). Ik heb het zaakje op het nippertje van de vuilnisbelt gered. De beelden zijn blijven rijpen en de schoendoos heeft mij achtervolgd. Ik heb de foto’s uit de bewuste doosjes ontwikkeld en daarna heb ik de beste beelden geselecteerd. Uiteindelijk heb ik ervoor gekozen om de beelden in hun originele cadrage over te nemen, en er met andere woorden niet in te knippen.” 

 

“Naderhand heb ik de beelden omgezet naar een weefbaar beeld. Daarvoor heb ik ze op computer ingevoerd, in Photoshop. Zo bereidt je jouw beeld digitaal voor. Je ‘programmeert’ het, je bepaalt de helderheid, je doet aan kleurreductie. Aansluitend bepaal je de binding en stel je de machine in. De kleurreductie bepaalt het aantal bindingen die je kan plaatsen. Het beeld wordt nu gepixelleerd: het wordt vertaald in pixels. Elke lijn op het beeldvlak bestaat uit een aantal pixels. Het is een binair systeem. De computer vertelt het weeftoestel hoe te weven: een zwart blokje betekent ‘draadje op’; een wit blokje betekent ‘draadje neer’. Het eerste werk uit mijn kersverse reeks heb ik een jaar geleden uitgeweven. Het hangt al een vol jaar in mijn atelier en daagt me nog elke dag uit.”

 

Alles krijgt een andere tonaliteit

 

De textielen zijn wisselend van formaat en bestaan uit een combinatie van katoen en wol. Ze ogen mat en behoorlijk somber. Het werk van Ijeoma baadt standaard in een bepaalde donkerte. Haar kleurenpalet neigt naar tinten als mosgroen, leigrijs, nachtblauw, donkerblauw of zwart. “Ik heb me altijd aangetrokken gevoeld tot het schemerlicht, het moment waarop de dag nacht wordt of de nacht dag”, zegt Lisa. “Dan is er een soort van blauw licht dat alle kleuren met elkaar vermengt. Kleuren krijgen dan een verschillend soort saturatie. Er komt precies een blauwe schijn over te liggen. Groen wordt dan blauwig groen; grijs wordt eerder een blauw-grijs. Alles krijgt een andere tonaliteit. Die schemerzone heb ik altijd al uitgesproken aantrekkelijk gevonden. Naar mijn gevoel ontstaat daar acuut een bepaalde mystiek – een sfeer van hoop en verwachting, maar evengoed van dreiging en ontreddering. Wie weet, ligt in dit moment de kern van de utopie.” Daglicht staat voor Ijeoma gelijk aan ‘zwart/wit’ en aan ‘definitie’.

 

Pruisisch blauw is het garen dat in de werken de sfeer beheerst. “De kleur bezit naast een bepaalde ingetogenheid en een zekere intimiteit, precies de juiste kleurafstand tegenover de zwart-wit fotografische bron,” motiveert Ijeoma haar greep naar Pruisisch blauw. “De uniforme kleur creëert ook eenheid in de reeks.” Het Pruisisch blauw van Lisa is een restproduct en komt uit de gigantische bibliotheek aan slapende garens in de kelders van het technisch instituut VTI in Waregem. Tijdens haar opleiding aan LUCA School of Arts ging Ijeoma daar heel vaak weven. Studenten mochten er gratis bobijnen uithalen. Het Pruisisch blauw vond ze daar. Het bleek later “een perfecte match met het project voor Triënnale Brugge dat ik voor ogen had. Het garen bezat de juiste dikte en feel – niet te harig, niet te zacht.” Lisa koopt sindsdien nog maar zelden eerstehandgarens.

 

De thema’s die nazinderen in de werken zijn niet geheel onschuldig. De trauma’s van historische uitbuiting, dominantie en discriminatie liggen op de loer. Ijeoma beklemtoont dat het voor haar, na de fortuinlijke vondst van de schoendoos met de anonieme Congolese beelden, urgent is om “iets met deze problematische beelden te doen.” Zonder haar, zegt ze, zullen de beelden op de fotorolletjes het daglicht nooit meer zien. Lisa voelt een verantwoordelijkheid tegenover deze erfenis. Door zich de beelden toe te eigenen, licht zij het tapijt en toont zij de ideologische beladenheid van een welbepaald soort westerse beeldproductie, die blijk geeft van de socio-politieke en economische dominantie en het bijbehorend cultureel triomfalisme van de koloniaal. Ijeoma ontmaskert in haar tentoonstelling, die je als een story board kunt lezen, de grove brutaliteit van diens manipulatie.

 

Het Pruisisch blauw is een geneesmiddel

 

Lisa Ijeoma is overtuigd van het emancipatorisch potentieel van het medium textiel. Ze vindt textiel “ergens een subversief medium. Enorm veel kunstenaars in de arts and crafts (keramiek, textiel, nijverheden) zijn in de loop van de geschiedenis in de vergetelheid geraakt – en bewust in de vergetelheid geduwd. Textielen worden in een intieme sfeer gemaakt, aan de haard, in de schoot, terwijl hun makers keuvelen over koetjes en kalfjes, over allerlei onderwerpen. Dat besef vind ik heel verbindend. Textiel is een stille motor die gaande blijft. Textiel is een heel krachtig medium om een emancipatorische beweging voort te zetten.”

 

Lisa Ijeoma neemt het heft – of de spoel - in eigen handen. Zij overmeestert – even - de geschiedenis. Ze raakt ons politiek bewustzijn aan met een blauwig aandoend schemerdoek dat onheilspellend is – zij kijft. Tegelijk wiegt zij en is zij teder. Pruisisch Blauw is sinds 2003, in de vorm kaliumhexacyanoferraat (II), opgenomen in de lijst van essentiële geneesmiddelen van de Wereld Gezondheids Organisatie (WHO). Het wordt als poeder gebruikt als tegengif in geval van vergiftiging met thallium of radioactief cesium. Het Pruisisch blauw van Lisa Ijeoma is een geneesmiddel.

 

In de Poortersloge loopt de volgende maanden de film Les Mains négatives (1979, 18’) van Marguerite Duras. Ijeoma roemt de film als “een grote inspiratiebron” voor haar artistiek werk en een filmdocument dat “een heel belangrijk zaadje heeft geplant”. Ijeoma heeft het dan over haar kleurgebruik, maar ook over het statuut van het beeld. “In Les Mains négatives ervaar ik een bepaalde stilte in het beeld – een soort frozen image. Ja, iets wat on hold staat. Bij Duras is er nauwelijks menselijke activiteit, wel het allesbepalende urban landscape.” De beelden van Lisa Ijeoma zijn onstabiel. Dreiging en ontreddering. Hoop en verwachting. De kern van de utopie.

 

Envoi

 

De werken van Lisa Ijeoma ontstaan in de kiem te allen tijde vanuit de persoonlijke ervaring. In applicaties (patchworks) en weefsels vindt zij het ideale medium om haar verhaal te vertellen. Ijeoma, die zich naar eigen zeggen inschrijft in de traditie van het Vlaamse wandtapijt, schuwt daarbij het grote formaat niet. Zij wil “teruggrijpen naar de historische context van het wandtapijt als insulatie en isolatie.” Het is een formidabele vondst om op die manier het soft tissue kunstwerk als bron van comfort en bescherming in te zetten, als een huis, als een tent.

 

De weefsels van Ijeoma zijn uitgestoken handen. Het zijn brieven aan de lezer, uitnodigingen tot een ontmoeting. Textielkunst is voor Ijeoma een praktische filosofie. “Het medium textiel”, zegt zij mijmerend, “is werkelijk een zeer oud medium. Het is werkelijk van àlle tijden. Het staat heel dicht bij de mens. Het is ons uiterst vertrouwd. Wij zijn àltijd omringd met textiel. Wij worden naakt geboren. Textiel is het materiaal waarin we ons warm houden, waarmee we ons afdrogen, waarmee we onze tranen deppen, waarin we slapen en ons ten ruste leggen. We sterven gehuld in textiel. Textiel heeft erotische en emotionele toepassingen. Textiel is ons altijd nabij. De hele menselijke levenscyclus en emotiviteit zijn ermee verweven.” 

 

Barbara De Coninck, Antwerpen, 24.03.2024

The entire human lifecycle is interwoven with textiles

Lisa Ijeoma

                                                                             

Je suis quelqu’un qui appelle. 

Je suis celui qui appelait, qui criait il y a 30.000 ans. 

Je t’aime. Je crie que je veux t’aimer. Je t’aime. 

J’aime quiconque entendra que je crie.

Marguerite Duras - Les Mains négatives (1979)

 

Lisa Ijeoma (b. 1997) is a visual artist and textile designer. She is the youngest of the six exhibitors and a true ‘Bruggelinge’ who adores the Minnewater. Ijeoma is showing her latest textiles in the Burgher’s Lodge on Jan van Eyckplein. Teaching material serves as her base, specifically photos from the image archive of a former Brussels film school. She describes her source as ‘a treasure’ that she dug out three years ago in Bruges at the brilliant ‘Zandfeesten’ flea market. She produces her work in Ghent, where she has a studio in the Gouvernementstraat.

 

Lisa Ijeoma credits her passion for fibres to the textile artist Thomas Renwart from Poeke (b. 1995). He was the one who whispered to her, after her Master’s in Painting, that textiles could very well be her medium. And indeed, after an exploratory visit to the textile studios in Ghent, Ijeoma was immediately smitten. Less than an hour later, she enrolled at the Faculty of Visual Art/Textile Design at LUCA School of Arts. “It was love at first sight.” The course was extremely technical by comparison to Lisa’s previous speciality: painting.

 

Ijeoma had already come into contact with drawing and painting at secondary school, via the Academie Brugge (DKO) in the Katelijnestraat. It was there that she first explored the mental aspect of humanity. She cherishes very fond memories of her lessons at the Academie, especially the tutors Alain Hatse and Ann Vrielinck.

 

During her Master’s in Painting at LUCA School of Arts in Ghent, Ijeoma specifically explored the self-portrait. “I was searching for myself and my position as a maker in the art field. As a young girl of colour in an overwhelmingly male environment within an archaic structure, it was difficult, to say the least, to find your own place. Today, a painter’s practice is not the best match with my personality and how I feel inside.”

 

Lisa explains how difficult it was to switch from painting to textile design, chiefly because of its technical nature. “Painting is an extremely visual medium; it is literally paint on a support. Textiles comprise a far broader field that encompasses weaving, spinning, sewing, knitting, felting, screen-printing, bioplastics, furniture upholstery … you name it. You can choose whether or not to work spatially. The range of options and specialisations is endless.”

 

Lisa Ijeoma is a Covid girl. During the first year of her textile design course (2019-2022) Coronavirus broke out worldwide. Her university closed. “The pandemic was an incredibly scary period, without any kind of future perspective. I couldn’t paint – I couldn’t get materials. For months, I simply read, wrote and watched films all the time. Aside from that, I spent long periods with my close friends, in an all-too-familiar bubble.”

 

The materials are on your lap

 

George Floyd was murdered in the United States in May 2020, an event that hit Ijeoma like a bomb, with a ferocity and vehemence for which she was unprepared. She simply couldn’t deal with it – and certainly not during the period of Covid confinement and isolation. “Despite the country borders and cultural differences,” she says of this, “as a person of colour within the history of slavery you do experience a connection. Injustice and discrimination are still very much alive in Belgium.” As a reaction to the scandal, Ijeoma began making patchworks, sewing pieces of scrap fabric together to create a figurative image. She finds peace in this activity: “the materials are on your lap.” Ijeoma is partly guided by the tactility and colour palette of the fabric. The remnants also impose a certain shape. What’s more, she loves to go outside the boundaries and allow the fabric to cross them. 

 

Thus the death of George Floyd ultimately became the impetus for creating some twenty textile works, which were, without exception, inspired by the places where people of colour died during contact with the authorities. The titles speak for themselves, for example, Usually they were black, or blue (in remembrance of Rayshard Brooks) – about a young man with mental health problems who died of suffocation – and Lockjaw (in remembrance of Daniel Prude) (2021), the largest work in the series. The works are sombre landscapes in which the human figure is barely present, or absent entirely. “I cannot simply depict the horror all over again,” says Lisa Ijeoma. “That’s why the surroundings act as a silent witness.”

 

We are familiar with Lisa Ijeoma’s patchworks in Bruges thanks to the exhibition Underneath the Shade We Lay Grounded (2022) by Otobong Nkanga at the St John’s Hospital Museum. In a dialogue with the permanent art collection, Nkanga explored, amongst other things, the origins of colonial goods, as well as the processes of extraction and economic exploitation. She also exposed the historical north-south dynamics. On the inner courtyard of St John’s Hospital, Lisa Ijeoma simultaneously exhibited a number of (textile) works in the fringe programme. Like many others, she experienced Nkanga’s presentation as a place of negotiation, dialogue, reflection and recovery. After all, as a child from a mixed marriage, did she not have a hard time in her youth because of her frizzy hair and striking appearance? Was she not confronted in her childhood with more or less ‘subtle’ and ‘soft’ forms of racism, stereotyping, objectification and discrimination in the playground?

 

In my biotope, the handmade aspect is essential

 

Apart from patchwork, Lisa Ijeoma also adores weaving, and especially handweaving. “You are very close to the machine,” she says. “You are physically occupied. There is a certain rhythm.” Ijeoma is fascinated by the technical side of things – exploring the code, adding the weave. “It fires my mathematical brain,” says the woman who studied Latin and maths on the Garenmarkt. “What’s more, industrial weaving offers endless possibilities and the opportunity to work on a huge format.”

 

All of Ijeoma’s works for the Bruges Triennial were created on a Jacquard loom, a machine that combines industrial and hand weaving techniques. “It is important to me that I retain control of my signature and personal style,” says Ijeoma. “In my biotope, the handmade aspect is essential. Even if the machine has been pre-programmed, it is still me that makes the weaves and sets the programme. I operate the pedal. I move the bobbin back and forth and pull it tight. I determine the density of the fabric, compact or loose. What’s more, I see human error as charming. I love the irregularity that occurs when the thread is not quite taught enough. The strange ridge on the soft cloth, the result of a thread that I have not pulled through, gladdens my heart. From time to time, the machine might fail to catch a thread …”

 

Lisa also refuses to hide the loose threads on the undersides. “These must be seen,” she says fiercely. “Especially in the biggest works for which I use the full width of the loom. The threads are a remnant of the bobbin’s movement as it shuttles back and forth across the fabric. It might get caught somewhere, which causes the excess thread to appear. I also see this as somehow integral to my image and to my movement as a maker.”

 

Teaching material from Congo

Ijeoma’s new textiles alternate between the figurative and the abstract. We recognise the contours of a house, or children’s silhouettes with a faint white spot on their heads. “It is totally unclear as to whether this is a yarmulke, a paint spot or a trick of the light. Highly bizarre.”

 

For her motifs, Ijeoma returns to the images that she developed from old, anonymous and unembellished material: those rolls of film that she so impulsively bought for a song on the Brussels flea market in 2021. “It was a very strange shoebox, filled with other little boxes, all very beautiful. It turned out to contain Congolese teaching material that came from a former Brussels film school, the Office Scolaire Belge d’Etudes par le Film (Société OSBEF, 36, Rue Ravenstein, 1000 Brussels). I only just managed to save the whole thing from landfill. The images have continued to ripen and the shoebox has pursued me. I developed the photos from the particular boxes and then selected the best pictures. Ultimately, I decided to use the images in their original framing, in other words not to crop them.” 

 

“Afterwards I converted the images into a weavable picture. I digitise them beforehand, using Photoshop. This is how you prepare your image digitally. You programme it, you determine the brightness, you reduce the colours. Then you determine the weave and prepare the machine. The colour reduction determines the number of weaves that you can place. The image is now pixelated: it is translated into pixels. Each line on the picture plane comprises a series of pixels. It is a binary system. The computer tells the loom how to weave: a black block means ‘thread up’; a white block means ‘thread down’. I wove the first work in my brand new series a year ago. It’s been hanging in my studio for a full year and still challenges me every day.”

 

Everything acquires a different tonality

 

The textiles vary in size and consist of a combination of cotton and wool. They have a matte, rather sombre appearance. Ijeoma’s work is bathed in an ubiquitous darkness. Her colour palette tends towards shades like moss green, slate grey, midnight blue, dark blue or black. “I have always been attracted to the twilight, the moment when day becomes night, or night becomes day”, says Lisa. “Then there is a kind of blue light that intermingles all the colours. Colours then have a different kind of saturation. It is as suffused with a blue glow. Green becomes blueish-green; grey becomes a kind of blue grey. Everything acquires a different tonality. I have always found this twilight zone incredibly attractive. I believe that a certain mystique is incisively created there – a mood of hope and expectation, but also of threat and upheaval. Who knows, perhaps the core of utopia lies in this moment.” For Ijeoma, daylight equals ‘black/white’ and ‘definition’.

 

The yarn that dominates the mood in the works is Prussian blue. “In addition to a certain modesty and intimacy, the colour contains exactly the right tonal distance from the black-and-white photographic source,” is how Ijeoma explains her choice. “The uniform colour also creates unity in the series.” Lisa’s Prussian blue is a residual product and comes from the gigantic library of dormant yarns in the cellars of the VTI technical institute in Waregem. During her studies at the LUCA School of Arts, this is where Ijeoma would often weave. Students were allowed to take bobbins home with them for free. That is where she found the Prussian blue. This later turned out to be “a perfect match for the project I was contemplating for the Bruges Triennial. The yarn has the right thickness and feel – not too hairy, not too soft.” Since then, Lisa has seldom bought new yarn.

 

The themes that resonate in the works are not entirely innocent. Lurking within are the traumas of historical exploitation, dominance and discrimination. Ijeoma emphasises that, following the lucky discovery of the shoebox with the anonymous Congolese pictures, she felt an urgent need to “do something with these problematic images.” Without her, she says, the images on those rolls of film would never again see the light of day. Lisa feels a responsibility to this legacy. By appropriating the images, she illuminates the tapestry and exposes the ideological burden of a certain type of Western image production, which highlights the socio-political and economic dominance and accompanying cultural triumphalism of colonialism. In her exhibition, which you can read as a storyboard, Ijeoma unmasks the crude brutality of his manipulation.

 

Prussian blue is a medicine

 

Lisa Ijeoma is convinced of the emancipatory potential of textiles. She sees them as “something of a subversive medium. A huge number of artists in the arts and crafts movement (ceramics, textiles, crafts) have sunk into oblivion over the course of history – and have been intentionally relegated to obscurity. Textiles are made in an intimate atmosphere, by the fire, in the lap, while their makers exchange small talk on all manner of subjects. I find that awareness very binding. Textiles are a quiet engine that keeps on ticking. Textiles are a very powerful medium for extending  an emancipatory movement.” Lisa Ijeoma takes matters – or rather the bobbin – into her own hands. She – temporarily – overpowers history. She engages our political consciousness with a bluish-looking twilight that is ominous – she sticks. At the same time she cradles and is tender. Prussian Blue has been included in the World Health Organisation’s (WHO) list of essential medicines in the form of potassium hexacyanoferrate (II) since 2003. It is used in powder form as an antidote to thallium or radioactive caesium poisoning. Lisa Ijeoma’s Prussian blue is a medicine.

 

Over the coming months, the film Les Mains négatives (1979, 18’) by Marguerite Duras will be screened in the Burgher’s Lodge. Ijeoma praises the film as “a major source of inspiration” for her artistic work and a film document that “planted a very important seed”. Here Ijeoma is talking about her use of colour, but also about the status of the image. “In Les Mains négatives I experience a certain stillness in the image – a kind of frozen image. Yes, something that’s on hold. With Duras there is hardly any human activity, only the all-important urban landscape.” Lisa Ijeoma’s images are unstable. Threat and upheaval. Hope and expectation. The core of utopia.

 

Envoi

 

Lisa Ijeoma’s works always originate in the germ of personal experience. In patchworks and textiles, she finds the ideal medium in which to tell her story. Ijeoma, who says that she subscribes to the Flemish tapestry tradition, is unafraid of going large. She wants to “go back to the historical context of the tapestry as insulation and isolation.” It is a formidable discovery to use the soft tissue artwork as a source of comfort and protection, like a house, like a tent. 

 

Ijeoma’s textiles are outstretched hands. They are letters to the reader, invitations to a meeting. Textile art is a practical philosophy for Ijeoma. “The medium of textiles,” she says musingly, “is an ancient one. It is genuinely of all times. It is very close to humans. We are extremely familiar with fabric. We are always surrounded by textiles. Textiles are the materials in which we keep warm, with which we dry ourselves, with which we dab away our tears, in which we sleep and lay ourselves to rest. We are shrouded in textiles when we die. Textiles have erotic and emotional applications. Textiles are always close to us. They are interwoven with the entire human cycle and emotional spectrum of life.

 

Barbara De Coninck, Antwerp, 24.03.2024