Cultuurcentrum Brugge

Jean Blaute 
muzikant

“Ik ben een soort muziekspons”


Mijn liefde voor muziek is geboren in de wieg. Mijn vader was muzikant, accordeonist, instrumentenbouwer en stemmer. Hij kon bijzonder kritisch en analytisch luisteren naar muziek. Dat heb ik van hem geërfd. Mijn moeder was even getalenteerd: ze zong heel mooi en speelde toneel. Muziek is dus wat ik al mijn hele leven hoor en ben. Noem mij gerust een soort muziekspons. Ik laat alles tot mij tot komen, als het maar waarachtig is. Het begon ooit met de countrymuziek van Chet Atkins en de rock-’n-roll van Chuck Berry. En The Beatles, uiteraard, op nummer één.  Iedere LP van die jongens was een nieuwe stap. Ze hebben met Bob Dylan, The Stones en Jimi Hendrix een hele generatie in de muziekgeschiedenis gedomineerd. Als je die songs nu met een koptelefoon beluistert, hoor je de ene fout na de andere. Dat maakt het geloofwaardig. Het is van hen.


Als producer hanteer ik niet één stijl. Ik ben geen productiefabriekje dat op afspraak werkt. Het begint altijd bij de vraag van een artiest. Ze komen naar mij, ik ga niet naar hen. Ik wil door de artiest geprikkeld worden, de klik moet er zijn. Ik hoop de artiest te leren wat hij niet kan, en terug te krijgen wat ik zelf niet heb.


Brugge


Ik woon hier ontzettend graag en maak geregeld grote wandelingen in en om Brugge, helemaal in mijn eentje. Ik slenter en geniet. Op het vlak van muziek zit het trouwens goed hier, met het Concertgebouw, de schouwburg, de Magdalenazaal, fijne jazzclubs. Er is een heel breed aanbod. Toeristen missen dat al eens omdat ze de stad aan de buitenkant bekijken en de rijke binnenkant links laten liggen. Mijn hotspots? Dan zijn de Markt en de Burg. Ik kan mezelf er compleet wegcijferen en ademloos kijken naar al die gebouwen. Ze katapulteren je zo terug naar de tijd van de hertogen en de bijhorende grandeur. Dat vind ik prachtig.

Ik ben een soort muziekspons

 

Mijn verhaal is begonnen in de wieg. Mijn vader was muzikant, accordeonist, instrumentenbouwer en stemmer. Die laatste stiel is meer aan het oor dan aan de vingers gekoppeld: hij kon bijzonder kritisch en analytisch luisteren naar muziek. Dat heb ik van hem geërfd, zonder twijfel. Op zes à zeven jaar kreeg ik al intensief muziekles.

 

Was dat iets wat moest? 

Neen. Mijn moeder was net als mijn vader erg muzikaal. Ze zong heel mooi en speelde toneel. Maar ik moest dat van hen niet doen, ik wou het gewoon. Ik had het grote geluk dat ik in mijn jeugd pianoles kreeg van een uitstekend pianiste in Zottegem. Daarna volgden de academie en later het conservatorium in Brussel. Ik herinner me hoegenaamd niet hoe het precies begon. Muziek is wat ik hoor en ben, al mijn hele leven.

 

 Je groeide op in een platenzaak annex muziekwinkel: als inspiratiebron kan dat tellen. 

Zeker. Op erg jonge leeftijd ging ik al aan de slag als winkelhulpje, wat ik heerlijk vond. Ik mocht instrumenten demonstreren en platen helpen verkopen. Daardoor leerde ik allerhande muziekgenres beluisteren en kennen. 

 

Is er een genre dat er voor jou uitspringt? 

Bwah, ik ben eerder een soort muziekspons. Ik laat alles tot mij komen, als het maar waarachtig is. Het begon indertijd met de countrymuziek van Chet Atkins en de rock-’n-roll van Chuck Berry. Tegelijk hield ik van de menuetten van Bach en fantasieën van Mozart die ik leerde spelen op piano. Plus alle stijlen daartussenin, al stonden The Beatles uiteraard op nummer één. 

 

Waarom The Beatles? 

Ik was één van die vele honderdduizenden jongeren die absoluut betoverd was door hun muziek, de muziekkleur en de creativiteit. Iedere LP van die jongens was een nieuwe stap. Ze hebben met Bob Dylan, The Stones en Jimi Hendrix een hele generatie in de muziekgeschiedenis gedomineerd. Ik was medeslachtoffer, ja. Vandaag noemt men mij daarom een Beatlekenner, maar ik ben veel meer dan dat. 

 

Hoe nodig vind jij het dat muzikanten buiten de lijntjes kleuren? Of is scholing belangrijker? 

Een degelijke opleiding is bijzonder nuttig, zeker als je ze van goeie mensen krijgt. Dat maakt van een muziekles een cadeau, geen dwangbuis, en alleen zo heeft het nut. Ik heb er dus geen spijt van dat ik een goeie basis heb gekregen, al zijn er tal van voorbeelden die bewijzen dat het niet per se hoeft. In de klassieke muziek zijn er mensen die met louter talent en honger een hele weg hebben afgelegd. De wil bepaalt eigenlijk alles. Tegenwoordig kun je jezelf opleiden, via YouTube, als je dat wil. Kijk maar naar Roland Van Campenhout en Arno: die hebben geen minuut muziekles gevolgd maar ze behoren wel tot de top. 

 

Jij speelt niet alleen, je componeert ook. Hoe groeien deuntjes in je hoofd? Spontaan? Of is het ploegen, zweten en veel weggooien? 

In mijn geval is dat beide. Ik werk heel graag in opdracht, met moordende deadlines die ik schandalig dichtbij laat komen. Die gewoonte deel ik met mijn vriend Hugo Matthysen: we dagen deadlines uit tot in het absurde. Die sfeer bij opdrachten en gezamenlijke werkprocessen ligt me wel. Ik moet echt het mes op de keel voelen en dan komt het goed, zonder dat ik zweet of half sterf. Ik stel gewoon heel erg graag dingen uit. 

 

Is Jean Blaute een perfectionist? Stuurt hij vaak bij? 

Absoluut, ik stuur altijd bij. Maar ik heb toch een afkeer van perfectionisten. Ik noem perfectionisme iets voor zondagsschilders. Pas op, ik respecteer die mensen enorm, net als de finesse waarmee ze een zwaan aan een meertje schilderen. Maar als ik echt mag kiezen, geef me dan toch maar het werk van Jackson Pollock of de composities van Kandinsky. Daar kun je zelf zoveel in zoeken of vinden. Precies daarom waren The Beatles ook zo straf. Als je die songs met een koptelefoon beluistert, hoor je nu de ene fout na de andere. Dat heeft enorm veel charme en het maakt het geloofwaardig. Het is van hen. Het is interessant. 

 

Zijn muzikanten die berusting in imperfectie wat kwijtgeraakt vandaag? Producties zijn technisch zo af dat het niet meer beter kan. Billie Eilish, ik zeg maar iets.

Klopt. Billie Eilish is steengoed, maar het is inderdaad heel gedetailleerde productie. Ik werk met dezelfde software als zij en ben heus vertrouwd met die kant-en-klare samples en loops die grootheden gebruiken. Het is soms verleidelijk om het daarbij te laten. Maar in superproducties à la Billie Eilish, een Jay-Z of een Beyoncé wordt er toch meesterlijk mee gewerkt. Dat maakt het resultaat zo ‘af af’, zeker als het niet live gespeeld wordt. 

 

Meer dan 120 platen heb je al geproducet in je carrière. Over welk talent moet een producer bovenal beschikken? 

Da’s de vraag die ik zo vaak krijg en waar ik nooit een deftig antwoord op kan formuleren. Dus ik pik even bij Quincy Jones: hij zegt dat het om casting en sound draait. Het begint altijd bij de vraag van een artiest. Zij komen naar mij, ik ga niet naar hen. In de eerste plaats praat ik met die mensen, in de begindagen gebeurde dat zelfs op café. Ik ben namelijk geen productiefabriekje dat op afspraak werkt: ik wil door de artiest geprikkeld worden. De klik moet er zijn. Ik hoop hem te leren wat hij niet kan, en terug te krijgen wat ik zelf niet heb. 

 

Wat lukt, zonder uitzondering. 

Ja, al zit er heel veel verschil in mijn werk. Ik heb niet één specifieke sound. Het hangt af van de artiest, van de tijd, van de studio waarin we werken. Ik dirigeer, werk samen met de artiest. In zekere zin draait het om mensenkennis. Ik probeer altijd met waarachtige artiesten te werken: De Kreuners, Clouseau, Boudewijn de Groot, Jasper Steverlinck. Ik geloof oprecht in die mensen. 

 

Wie Jean Blaute zegt, zegt: de goedgemutste man. Ben jij een levensgenieter pur sang? 

Als je Bourgondisch genieten bedoelt: zeker. Maar het is niet zo dat ik altijd het zonnetje in huis ben. Of dat ik ’s morgens de gordijnen open trek en zing ‘Oh what a beautiful morning’. Neen, zo werkt het niet. De betere en mindere momenten zijn in balans en dat is oké. 

 

Mensen associëren je vaak met humor, fratsen. Ik denk aan je rolletjes in de Drie Wijzen, de Rechtvaardige Rechters, je legendarische interpretatie van ‘Bananen’ van Drs. P. 

Dat heeft alles te maken met erfelijkheid en de genen van mijn moeder. Toen ik kind was, stond ik met haar achter die toog van de muziekwinkel en ik heb ontzettend veel van haar geleerd. Dat je beleefd moet zijn, vriendelijk maar niet vriendschappelijk. En niet vals commercieel. Als er een klootzak in de winkel kwam, zou zij discreet laten aanvoelen dat het een klootzak was. Die attitude heb ik op het podium doorgetrokken, maar ik ben niet onverdeeld de vrolijke Frans. 

Zijn er dingen die jou soms kwaad maken?
Steeds minder. Dat is het voordeel van ouder worden. Er zijn een pak minder dingen die me ergeren. Ik reageer er niet meer zo heftig op. Het zal de wijsheid van de ouderdom zijn, al kan ik me wel kwaad maken in valsheid. In doortrapte slechtheid. Mensen die zich anders voordoen dan ze zijn, een mes in je rug steken. Dat hekel ik, net zoals ondeskundigheid. Mensen die een hoge positie bekleden maar er de competenties niet voor hebben en vooral bullshit verkondigen? Daar pas ik voor. 

 

Wat heeft Jean Blaute eigenlijk naar Brugge gebracht? 

Ach, de liefde! Mijn vrouw woonde en werkte hier al toen we elkaar tien jaar geleden leerden kennen. Ik heb vrij snel beslist om hier te komen hokken. Toen we trouwden, moest ik een domicilieadres hebben. Dat staat hier, mijn werkadres staat in Mechelen. Ik verblijf hier minstens de helft van de tijd. 

 

Hoe ervaar jij de stad? 

Ik woon hier ontzettend graag en dat zeg ik niet om te slijmen. Zo maak ik geregeld grote wandelingen in en om Brugge, helemaal in mijn eentje. Ik slenter dan en geniet. Weet je, Brugge straalt in zekere zin heel erg uit wat Ilja Leonard Pfeiffer zo mooi omschrijft en neersabelt in ‘Grand Hotel Europa’. Het massatoerisme dat hij aankaart, is hier zeer aanwezig. Toch kan ik er vanop een terras op de Burg uren naar kijken en in zekere zin ook van genieten. 

 

Dat toeristische plaatje is natuurlijk een cliché. 

Ja. Maar het grote voordeel is dat je ’t perfect kunt ontwijken. Sla een straat in die niet in meneer-de-Japanner zijn gids staat, en je ziet geen kat meer. 

 

Bruges la Morte, wordt soms smalend gezegd. De dode stad. Ben je ’t daarmee eens? 

In zekere zin wel en ik hou daarvan, al is het niet de beste reclame voor Brugge. Een flinke scheut verjonging kunnen we hier gebruiken. Maar je krijgt dingen in een stad niet eensklaps gekeerd. Ik weet dat er vanuit het beleid heus pogingen worden gedaan om de wildgroei aan chocoladewinkels en bierwinkels af te blokken. Op het vlak van muziek zit het trouwens goed hier, met het Concertgebouw, de schouwburg, de Magdalenazaal, fijne jazzclubs. Er is een heel breed aanbod. Toeristen missen dat omdat ze de stad vooral aan de buitenkant bekijken en de rijke binnenkant links laten liggen. Dat is zonde. 

 

Wat is jouw favoriete hotspot in Brugge?

De Markt en de Burg. Ik kan mezelf daar compleet wegcijferen en ademloos kijken naar al die historische gebouwen. Ze katapulteren je zo terug naar de tijd van de hertogen en de bijhorende grandeur. Dat vind ik prachtig.