Cultuurcentrum Brugge

Fien Cools  
cartoonist

BABY


“Ik heb nooit gedacht dat ik nooit tekenaar zou worden”


Ik moet er nog steeds aan wennen dat mensen mij cartoonist noemen, ik heb er nooit een opleiding voor gevolgd. Het begon toen ik mijn lief leerde kennen. Ik was zo vreselijk verliefd, dat ik spontaan portretjes van ons maakte. Eenvoudig getekend zonder tekenpad, met de muis, in Photoshop. De typetjes vielen bij vrienden en familie in de smaak. Mijn lief gaf me de opdracht om een maand lang, elke dag een tekening te maken. Het was de beste manier om zekerder van mijn stuk te worden en goeie ideeën op te pikken.

Het tekenproces is behoorlijk moeilijk. Je moet een straf idee hebben, en heel wat ideeën vind ik net niet goed genoeg om in een cartoon te gieten. Mijn focus ligt op taal en ik wil taalmopjes liever niet recycleren. Maar uiteraard is er voor de krant altijd een deadline om aan te leveren, daar kan ik niet onderuit. Zodra het idee goed zit in mijn hoofd, is het geen probleem om die deadline te halen.

Toen ik een jong meisje was, dacht ik: tekenaar is het mooiste beroep dat er bestaat. Maar ik was ervan overtuigd dat ik het nooit zou worden, omdat ik zo ‘slecht’ was in tekenen. Vandaag zijn mijn cartoons het meest authentieke wat ik aflever. Ze staan heel dicht bij wie en wat ik ben.


Brugge


Ik kom graag in Brugge omdat mijn herinneringen hier hangen. Het is hier dat ik mijn adolescentie volop heb beleefd. We gingen op café in De Snuffel. Ik heb hier leren roken, leren drinken en zware feestjes beleefd. De eerste stappen in de wereld, de eerste keer veel te laat thuiskomen: dat associeer ik allemaal met Brugge. Het Cactusfestival is al sinds mijn veertiende een deel van mijn leven. Ik heb er een danig rijke kennissenkring opgebouwd, daardoor blijft de stad belangrijk. Als ik hier wandel of fiets, kruis ik gegarandeerd mensen die ik ken. Dat is altijd thuiskomen.

Ik had nooit gedacht dat ik tekenaar zou worden.

 

Ik moet er nog steeds aan wennen dat mensen mij cartoonist noemen. Dat schept meteen verwachtingen, maar ik heb nooit een specifieke opleiding gevolgd. Ik studeerde interieurvormgeving en daar bepaal je zelf hoe grafisch je het aanpakt. Ofwel maak je vooral maquettes, ofwel ga je voor 2D. Ik schetste heel graag, maakte graag presentaties. En ik studeerde fotografie. Daarom vind ik het nog steeds gek om mezelf tekenaar te noemen. In 2019 nam ik voor het eerst deel aan het Internationaal Cartoonfestival in Knokke-Heist en ik teken intussen wekelijks voor de Krant van West-Vlaanderen. Dus ik kan er niet meer onderuit: ik ben cartoonist. 

 

Je tekent heel alledaagse dingen en situaties. Hoe ben je dan bij de krant beland? 

Het begon toen ik mijn lief leerde kennen. Ik was zo vreselijk verliefd, dat ik spontaan portretjes van ons begon te tekenen. Pas op: dat was heel eenvoudig getekend zonder tekenpad, met de muis, in Photoshop. Het waren gewoon twee typetjes die op ons leken, maar ze vielen bij vrienden en familie meteen in de smaak. Gaandeweg schetste ik onszelf dan ook eens voor een uitnodiging van een verjaardagsfeestje: bric-à-brac, geen grote kunst, met wat tekstballonnetjes en woordspelingen erbij. Ik wou de mensen er niet mee lastigvallen en zwierde alles op een Facebookpagina. Wie dat wou, kon het daar bekijken of leuk vinden. De flow is er gekomen omdat Sven, mijn lief, geregeld zei dat ik het goed deed en het meer moest doen. Hij gaf me de opdracht om een maand lang, elke dag een tekening te maken. Het was de beste manier om zekerder van mijn stuk te worden, zei hij, en goeie ideeën op te pikken. Het werkte. Er groeiden systematisch mopjes en cartoons in mijn hoofd en op papier. De vraag van de krant is later gevolgd en ik heb met mijn brokje ervaring mijn kans gewaagd. Daardoor teken ik nu elke week voor hen. 

 

Wie zijn jouw inspiratiebronnen? 

Uiteraard hou ik van het werk van Eva Mouton. En ik ben ook fan van wat Jeroom doet in HUMO. Politieke cartoons volg ik minder consequent, ik ben vooral fan van het absurde werk. Herr Seele en Kamagurka vind ik ook fantastisch. 

 

Hoe moeilijk is dat creëren nu? Moet je daarop zwoegen? 

Het is behoorlijk moeilijk. Je moet een straf idee hebben en heel wat ideeën vind ik net niet goed genoeg om in een cartoon te gieten. Als ik iets grappigs bedenk, ga ik het ook altijd Googelen. In minstens één op de vier gevallen kom je tot de conclusie dat iemand het al eens heeft gebruikt of getekend. Mijn focus ligt op taal en ik wil taalmopjes liever niet recycleren. Dat geeft geen voldoening. Maar uiteraard is er voor de krant altijd een deadline om aan te leveren, daar kan ik niet onderuit. Zodra het idee goed zit in mijn hoofd, is het ook geen probleem om die deadline te halen. Mijn tekenstijl is immers eenvoudig, bijna shabby. Als het idee er is, staat de cartoon er vrij snel. 

 

Ben je streng voor jezelf? 

Er liggen hopen tekeningen thuis die ik nog nooit aan iemand heb laten zien, maar dat vind ik oké. Niet alles wat uit mijn pen vloeit, is bestemd voor het grote publiek. Het gaat vaak om flarden inspiratie die op een bepaald moment misschien niet bruikbaar zijn, maar later nog kunnen dienen. Soms herwerk je een scenario dat al een poos op tafel ligt. Dus neen, echt streng ben ik eigenlijk niet. Ik neem tijd maar hak, als het moet, snel knopen door en werk de dingen af die naar mijn gevoel goed zitten. 

 

Leg je een cartoon al eens voor aan je lief? 

Ja, maar dat werkt niet altijd. Hij heeft soms een andere kijk op de dingen en zegt me dan: neen, Fien, dit gaat niet marcheren. Dan frons ik eens en werk het toch uit, omdat het volgens mijn buikgevoel wél goed zit. Toch is het fijn om zo’n klankbord te hebben. Als ik een cartoon heb getekend waar mijn lief zelf in voorkomt, dan laat ik die altijd eerst aan hem zien. Da’s de logische gang van zaken. 

 

Je werk heeft een behoorlijk vrouwelijke touch. Vind je dat belangrijk? $

Mijn cartoons zijn het meest authentieke wat ik aflever. Ze staan heel dicht bij wie en wat ik ben. Mijn buikgevoel zit erin, hoe ik denk en naar dingen kijk. Ik zou nooit een cartoonreeks over zomaar een figuurtje kunnen maken: dat staat veel te ver van mij af. Ik focus op mijn eigen gevoel en ervaringen en vertaal die in mijn tekeningen. 

 

Politieke cartoons zijn niet aan jou besteed, zeg je, maar op de actualiteit speel je wel graag in.
Klopt. Ik heb nog geen actuacartoons in opdracht moeten leveren, maar ik denk dat het me wel zou bevallen. Bij de Krant van West-Vlaanderen geniet ik veel vrijheid in mijn werk en kan ik gewoon doen wat ik wil. Uiteraard link ik naar thema’s waar de krant belang aan hecht: een mode- of sportspecial hier, of een nieuwsje uit de provincie daar. Maar als het dat niet is, dan gaat het over mij, of over mijn lief, of over onze verbouwing. Op Moederdag of Valentijn pik ik weer graag in op die actualiteit. 

 

En dat doe je met een zekere graad van zelfrelativering. 

Lachen hé, daar draait het uiteraard om. Dat is gewoon hoe ik in mekaar zit. Mijn lief noemt mij weleens een irritante positivo, die alles van de goeie kant bekijkt. Dat kan best lastig zijn, want ik ben niet de persoon die gauw verdriet laat zien. Ik krop op dat vlak heel veel op, kan niet goed verdriet uiten, terwijl ik bij momenten best zwaarmoedig ben. Het is iets waar ik in de puberteit ook fors mee kampte: ik vond het leven lastig, voelde me depressief. Een heleboel dingen kon ik niet plaatsen. Ik was niet tevreden over mezelf en mijn lichaam. Ik vroeg me vaak af waarom we nu leven, in deze wereld… De ommezwaai is er écht gekomen toen ik dat lief ontmoette. Dat graag gezien worden door iemand die geen familie is, heeft een grote doorslag gegeven. 

 

Je gebruikt West-Vlaams als taalspel vaak in je werk. Toeval of bewust? 

Ook hier speelt weer toeval, want wij zijn thuis niet in het zuivere West-Vlaams opgevoed. Ik spreek een eerder nette vorm van tussentaal, ben altijd een fervent lezer geweest. Scrabble is mijn favoriete spel en op school was ik de absolute taal- en spellingneuroot, op de rand van het irritante. Ik vind taal ontzettend leuk, en dat West-Vlaams is er al doende bijgekomen, wanneer ik mopjes bedenk.

 

Je woont intussen niet meer in Brugge maar hebt hier wel een aanzienlijk deel van je jeugd doorgebracht. Hoe sterk is de link met de stad? 

Ik werk nog heel vaak in opdracht voor Brugse klanten. Dat komt door mijn schooltijd hier, door de jeugdbeweging, Brugse vrienden en de familie die ik wekelijks bezoek. Als fotograaf maak ik hier geregeld trouwreportages. Ik kom dus graag in Brugge omdat mijn herinneringen hier hangen. Het is hier dat ik mijn adolescentie volop heb beleefd. We gingen op café in De Snuffel en ik heb hier leren roken, leren drinken en zware feestjes beleefd. De eerste stappen in de wereld, de eerste keer veel te laat thuiskomen: dat associeer ik allemaal met Brugge. De vriendenkring die ik hier heb opgebouwd, blijft belangrijk. 

 

Brugge heeft je jeugd gekleurd... zonder verveling? 

Absoluut. Pas op: ik was in die dagen niet met cultuur en zo bezig. Het was gewoon genieten, uithangen, met jongens aan de toog hangen. Het Cactusfestival was en is ook een heel belangrijke gebeurtenis, elke keer opnieuw. Ik ben er ooit gestart als vrijwilliger, draaide mee in de werking van de Magdalenazaal. Tickets scheuren, bonnetjes verkopen, later fotograferen: ik heb het allemaal gedaan. Cactus is dus al sinds mijn veertiende een deel van mijn leven. Ik heb er een danig rijke kennissenkring opgebouwd, waardoor Brugge belangrijk blijft. Als ik hier wandel of fiets, kom ik gegarandeerd altijd mensen tegen die ik ken. Dat is thuiskomen. 

 

Je levert ook geregeld raamtekeningen af, zoals aan het Tolhuis. Hoe voelt dat: tekenen op straat, terwijl er mensen op je vingers staan te kijken? 

Dat valt best mee. Het grote voordeel is dat ik minder directe concurrentie heb dan pakweg in Gent. Daar zijn er hopen goeie illustratoren. Hier zijn ze iets minder aanwezig in het openbaar. Doordat ik voor de krant werk, pikken mensen wel steeds vlotter mijn werk op en kom ik aan de bak in de stad. 

 

Zijn er plekken in Brugge die voor jou bijzondere betekenis hebben? Waar je inspiratie uit haalt?
Mijn middelbare school: daar heb ik fantastische herinneringen aan. Ik volgde les in de Garenmarkt en heb de site altijd bizar en intrigerend gevonden. De achteringang is een heel klein poortje dat je langs de sporthal naar de fietsenstallingen voert. Daar heb ik met vriendinnen ook de allereerste artistieke foto’s gemaakt dus ja, die plek heeft echt wel iets. Ook het standbeeld van Breydel & De Coninck op de Markt, in het hart van Brugge, is iconisch. Daar zat ik destijds met vrienden en vriendinnen tot laat in de nacht, daar dronken we jenever, aten we frieten en praatten we over de diepste emoties. 

 

Hoe ziet de toekomst voor Fien Cools eruit? Waar droom je nog van? 

Ik denk daar nauwelijks of niet over na. Heel veel van wat ik doe is er – ik zei het al – door toeval gekomen. Toen ik een jong meisje was, dacht ik vaak: tekenaar is het mooiste beroep dat er bestaat. Maar ik was er rotsvast van overtuigd dat ik het nooit zou worden, omdat ik zo slecht was in tekenen. Ik deed het altijd stiekem. Niemand mocht die schetsen zien, ik had er geen ambities mee. Ik ben in het vak gerold en die toevalligheid heeft me geweldig geholpen. Als ik te veel doelen vooropzet en te hard probeer iets te bereiken, dan lukt het gegarandeerd niet. Ik volg vooral mijn buikgevoel. Doe wat ik leuk vind. Ik musiceer bijvoorbeeld ook heel graag. Wie weet start ik nog een bandje als ik het tekenen beu ben?