Cultuurcentrum Brugge

Sam Louwyck
danser – acteur – choreograaf - zanger


“Dansen draait om meerdere vocabularia beheersen”


De passie voor het dansen was er al in mijn kindertijd. Ik danste graag, deed volksdansen, danste ook vaak in de badkamer. Zodra ik kon, deed ik het. Ik voel me er goed bij als ik me met mijn lichaam kan uitdrukken op muziek. Ballet was in mijn jeugd ‘not done’ voor een man, het werd direct geassocieerd met het homomilieu. Maar ik had het geluk dat ik via mijn hobby met fantastische dames kon samenwerken. Dansen is een kruisbestuiving. 

Ik herinner me dat ik ooit auditie deed bij DV8 in Londen. Ik stootte door tot de laatste ronde, maar uiteindelijk viel ik uit de boot. Ik was rechtop getraind, waardoor het vloerwerk niet goed was. Er was te veel discrepantie. Dat neem je mee in je hoofd. Je werkt er jaren aan, zonder je klassieke scholing overboord te gooien. Dansen draait om meerdere vocabularia beheersen.”


Brugge


Ik ben in Brugge gebrakt en gespogen, zoals dat heet. Nu woon ik in Oostende, maar als ik terugkeer naar Brugge heeft dat een enorme impact. Brugge is artistieke doorstroom. Rijkdom. Toen ik destijds in het college zat, stapte ik over de middag geregeld Gruuthuse of Groeninge binnen. Je kunt er werken zien die je gemoed vertalen. Als je frivool bent, ga je gewoon voor Het Laatste Oordeel van Bosch staan in Groeninge. De frivoliteit van die figuren voedt je. Brugge is vooral dat: voeding. Ik zeg dat altijd aan mensen als ik ze meeneem naar de stad. 

In elk seizoen, op elk uur van de dag zijn er plekjes waar je kunt staan en een unieke ervaring doormaken. De binnenkoer van het Oud Sint-Jan is zo’n plaats. Als je met je rug naar het congrescentrum staat, richting de oude apotheek kijkt en het licht zit goed: dan is de combinatie van schakeringen en architectuur fenomenaal. Een bijna religieuze ervaring.

Dansen draait om meerdere vocabularia beheersen

 

De passie voor het dansen heb ik al sinds mijn kindertijd. Ik danste graag, deed volksdansen en danste vaak in de badkamer. Zodra ik kon, deed ik het. Ik voel me er goed bij als ik me met mijn lichaam kan uitdrukken op muziek. 

 

Het is geen evidente hobby voor een jonge kerel. Voelde je je een buitenbeentje? 

Zeker toen ik voluit voor dans koos. Ballet was ‘not done’ voor een man, het werd direct geassocieerd met het homomilieu. Er waren uiteraard heel wat gays in de sector: they ruled the world, bij wijze van spreken. Maar ik probeerde me er zo weinig mogelijk van aan te trekken. Als puber in een mannencollege was het voor mij niet zo aangenaam: ik werd vaak uitgelachen om wat ik deed. Maar ik had het geluk dat ik via mijn hobby met fantastische dames kon samenwerken. 

 

Hoe heb je je eerste stappen in het profmilieu gezet? 

Ik kom uit de school van Olivia Geerolf in Brugge. Ze had fantastische ouders, ik koester die mensen nog steeds. Vader Julien Geerolf was huisbewaarder van het conservatorium. Gaby, zijn echtgenote, was voor ons ‘mutti’. De dansschool bood een fantastische opleiding. Olivia had het vak geleerd in een Russische school. Haar aanpak was streng: de ideale basis voor een carrière als danser. Via Olivia belandde ik snel bij het optredend gezelschap en mocht ik al eens naar het buitenland. We gingen jaarlijks op tournee, dat motiveerde mij enorm. Later ging ik in Brussel studeren aan VLEKHO en gaf ik zelf dansinitiatie aan jonge mensen. Met het geld dat ik verdiende, kon ik in de leer bij Piotr Nardelli en Andrzej Ziemski. Nardelli was verbonden aan Mudra, de balletschool van Maurice Béjart. Die gasten trainden op een heel straf niveau. Nog later deed ik RITCS, filmschool en moest ik op stage. Zo kwam Mark Morris dan weer op mijn pad: ‘the last great American choreographer’. Ik werd aanvaard als stagiair en kon meetrainen met zijn gezelschap. 

 

Met hen stak je de oceaan over. 

Klopt. Ik mocht mee naar Amerika om De Notenkraker te dansen in Morris’ versie ‘The hard nut’. De hele opstelling is gebaseerd op een stripverhaal van Charles Burns en steekt in een unieke setting. Door de choreografie van Morris is het een absolute klassieker geworden. Na die ervaring had ik de smaak natuurlijk helemaal te pakken. Ik belandde bij het ballet van De Munt en daar vernam ik dat Alain Platel een auditie hield in Gent. Ik wou natuurlijk mijn kans wagen. 

 

Hoe verliep dat? 

Memorabel! We waren de avond ervoor laat uitgegaan in Villa Djava in Brugge. Ik werd om tien uur verwacht in Gent en had ‘s ochtends een ei gegeten. Toen ik aan de auditie wou beginnen, zei ik: ‘Jongens, ik heb vanmorgen een ei gegeten en dat is aan het verteren. Mag ik eerst naar het toilet? Anders wordt dat hier een reukfestijn...’ Alain vond dat zo hilarisch dat hij me meteen aanvaardde. Het werd een erg vruchtbare samenwerking. 

 

Was de ommezwaai van klassiek naar modern moeilijk? 

Het is een kruisbestuiving. Ik herinner me dat ik ten tijde van Olivia Geerolf al auditie wou gaan doen bij DV8 in Londen. Ik stootte door tot de laatste ronde, we bleven met drie over, maar uiteindelijk viel ik uit de boot. Ze zeiden me dat ik te moeilijk naar de vloer ging. Ik was letterlijk rechtop getraind, waardoor het vloerwerk niet goed was. Er was te veel discrepantie. Dat neem je mee in je hoofd en je werkt er jaren aan, zonder je klassieke scholing overboord te gooien. Dansen draait om meerdere vocabularia beheersen.

 

Je praat er ontzettend gepassioneerd over. Ooit gedacht dat je die internationale top zou bereiken? 

Eigenlijk niet... Ik had bij Mark Morris kunnen blijven, maar ik moest mijn legerdienst doen en kon daarna geen greencard meer krijgen voor de VS. Ik heb mijn kans bij Alain en Les Ballets C de la B gewaagd en het is ook een internationaal succes geworden. Ik ben gewoon in een maalstroom beland. Ik had de trein aan me kunnen laten voorbijgaan, want je hebt in de branche absoluut geen werkzekerheid. Maar ik vond het risico de moeite waard en ben blij dat ik het genomen heb. 

 

Wie zijn de grote voorbeelden van Sam Louwyck? 

Alexander Godunov, zonder twijfel. Hij was de langste en meest mannelijke danser met wie ik werkte. Ook Mikhail Baryshnikov is fenomenaal. We hebben trouwens samen eens een stapje gezet in Brugge en dat was ontzettend leuk. In het Groeningemuseum werd hij helaas meteen herkend en was zijn kunstervaring om zeep. Ik heb ‘m uiteindelijk gered en meegenomen naar een biercafé. 

 

Uit dansen is acteren voortgevloeid. Het grote publiek ontdekte jou via ‘Turnpike’ en ‘Anyway the wind blows’. 

Projecten van Tom Barman hé, maar dat weet iedereen. Het begon inderdaad met de clip van ‘Theme from Turnpike’. Daarin mocht ik samenwerken met Seymour Cassel: alweer een vuurdoop van formaat! Het acteerwerk interesseerde me, maar het was altijd een fragiele natte droom gebleven. Door de controverse rond ‘Turnpike’ zijn we meer clips voor dEUS beginnen maken en daar is de langspeelfilm ‘Anyway the wind blows’ uit voortgevloeid, met mij als Windman. Dat gaf me meer zelfvertrouwen en toegang tot het filmcircuit. 

 

Wat bevalt je nu het meest? Dansen of acteren? 

Ook dat is kruisbestuiving. Bij het interpreteren van een filmrol pas ik heel snel mijn houding, ritme, attitude aan. De taal bepaalt ook veel. Als ik in het Frans acteer, gebruik ik een taal die de mijne niet is. Dan moet je afwegen hoeveel van je accent je wil prijsgeven. Soms mis ik rollen omdat dat accent overheerst. Da’s jammer, dus ik werk er hard aan om spontaan te blijven en toch aan de norm te voldoen. De eerste zin uit ‘Cargo’ is zo’n mooi voorbeeld. Ik moest zeggen: ‘Vamme schip!’ en blijkbaar klonk die ‘sch’ van schip meer Brugs dan Oostends. Maar we hebben het toch zo gelaten. Het zit ‘m in kleine dingen hé! 

 

Je vermeldt Brugge, je thuisstad. Kom je er nog vaak? 

Ik ben er ‘gebrakt en gespogen’, zoals dat heet. Nu woon ik in Oostende, maar als ik terugkeer naar Brugge heeft dat een enorme impact. Het is dubbel. Iedereen rond mij, mijn familie daar is overleden. Als ik er was blijven wonen, was ik er misschien niet op een goeie manier overheen geraakt. Dus ik ben verhuisd. Het pand in Oostende waar ik woon, is van mijn jeugdvriend Peter. Dus Brugge is nooit ver weg. 

 

Wat raakt jou in Brugge? 

De artistieke doorstroom. De rijkdom. Toen ik destijds in het college zat, stapte ik over de middag geregeld Gruuthuse of Groeninge binnen. Voor Bruggelingen is het gratis hé! Je kunt er werken zien die je gemoed vertalen. Als je frivool bent, ga je gewoon voor Het Laatste Oordeel van Bosch staan in Groeninge. De frivoliteit van die figuren voedt je. Brugge is vooral dat: voeding. Ik zeg dat ook aan mensen als ik ze meeneem naar de stad. In elk seizoen, op elk uur van de dag zijn er plekjes waar je kunt staan en een unieke ervaring doormaken. De binnenkoer van het Oud Sint-Jan is zo’n plaats. Als je met je rug naar het congrescentrum staat, richting de oude apotheek kijkt en het licht zit goed: dan is de combinatie van schakeringen en architectuur fenomenaal. Een bijna religieuze ervaring. 

 

In hoeverre drijven emoties, ervaringen je in wat je doet?

Ik laat mijn emoties altijd spreken. Mijn instinct misleidt me zelden. Ik ben geen dwarsligger, al durf ik wel tegen de stroom in te gaan. Of ze in vraag te stellen. Je hoeft niet altijd mee te glijden met de massa, maar dwarsliggen hoeft evenmin, tenzij mensen een grens overschrijden. Je moet vooral fouten kunnen maken in het leven en er nederig uit leren. Ach, ik probeer als artiest gewoon ruim te denken. Dat is best moeilijk in een maatschappij waarin we constant gebezigd worden. Er wordt ons vaak zand in de ogen gestrooid. Blijven vrijdenken is moeilijk, maar ik probeer het toch. 

 

En kunst helpt daarbij. 

Klopt, al is vrijheid binnen de kunst niet zo eenvoudig. Kunst hoeft ook niet anti te zijn voor mij, het mag gewoon anders zijn. Met ‘anti’ breng je een boodschap die weer verwijst naar de mainstream. Dan zit je in een hoekje en ben je niet goed bezig. Je moet proberen ruimer te kijken, te anticiperen waar mogelijk. Of zoals ik zeg: als je goed wil zitten in de toekomst, dan moet je net te laat komen. Wie op tijd komt, hangt vast in het verleden. Daar moet je eens over nadenken. 

 

Zingen, dat doe je ook. Op welke muzikale projecten broedt Sam Louwyck momenteel?

Ik zit nu in een traject met fantastische muzikanten, onder wie Danny Bossaert. Die heeft nog gewerkt met Marvin Gaye en Rufus Thomas. Hij speelt ongelooflijk goeie funk, rock, noem maar op. Ons samenspel van gitaar en vocals is straf, al kan ik er niet zomaar een genre op kleven. We speelden al eens een test in De Kelk in Brugge, zelfs Axelle Red kwam kijken, de respons was goed. Je hoort flamenco in wat we doen, rock, funk... allemaal gebundeld in één song. Heel intensief maar fijn. Een naam voor de band hebben we niet. We maken gewoon muziek en treden op als we dat willen. 

 

Geeft zingen jou dezelfde voldoening als dansen? 

Er is zeker een link, het is ook fysiek werk. Wanneer ik zing, gebruik ik boventonen, ik beweeg, ik adem eigenlijk het leven in en uit. Na de opname van een song ben ik kapot, in de positieve zin. Ook dit werk voedt me voortdurend. 

 

Jouw traject in de kunsten is waanzinnig breed, je hebt al tal van disciplines beoefend en met de groten der aarde gewerkt. Waar droom je nog van? 

Ik hou mijn dromen voor mezelf omdat ze fragiel zijn. Als ik ze in de openheid gooi... neen, toch maar niet. Ik koester de fragiliteit. De dromen verleggen zich ook. Ik hoop ze te kunnen realiseren als het leven me gunstig gezind is. In elk geval heb ik niet het idee dat ik nu tegen de verveling aankijk. Ik leer constant bij, vind overal uitdagingen, en dat is fantastisch.