Cultuurcentrum Brugge

Joke Raes

Verbinding is meer dan een cliché

 

Ik heb een performance gemaakt toen ik achttien was, Drosophila melanogaster (2003). Ik hing in de lucht als fruitvlieg en het publiek kwam binnen als rottend fruit. Ik keek naar de zotheid van de mens. Het ging ook over Erasmus en zijn Lof der Zotheid. - Joke Raes

 

Met het keramisch muurwerk Slumber Poem (2020) dat Stad Brugge onmiddellijk na zijn creatie al met de wereld deelde – nota bene in de Poortersloge, wint Joke Raes in januari 2024 de Ceramic Brussels Art Prize. Alsof dat niet volstaat, smukt zij in één ruk, in het kader van het Oostendse stadsfestival Ensor 2024, vanaf Pasen de Japanse Tuin op met zes grote beelden, onder de titel WanderMask

Joke Raes (°Brugge, 1985) is een kwikstaart en een maker die echt geen tijd te verliezen heeft. Sinds vier jaar houdt ze atelier in het Klein Begijnhof, een oase van groen en een toonbeeld van dorpelijkheid in Gent. In de Lange Violettestraat werkt ze er onder de zachte vleugels van NUCLEO, een organisatie die betaalbare huur aanbiedt aan professionele beeldende kunstenaars en zo leegstaande gebouwen in Gent herbestemt. Raes verblijft in het Infirmeriegebouw tegenover het Begga Convent, in de luwte van de in de steigers staande Onze-Lieve-Vrouw Ter Hoye kerk. De Bruggelinge was oorspronkelijk niet van plan zich in Gent te vestigen, maar werd in 2015 toegelaten aan het HISK, waardoor ze in de Leopoldskazerne een tijdelijk atelier kon inrichten van “vijftien meter diep”. Ze droomt op termijn van een permanente studio met grote ramen en brede deuren, die haar van de verplichting ontslaan, monumentale sculpturen in verschillende delen op te bouwen en aan de deurmaat aan te passen.

 

Joke Raes is een veelzijdig kunstenaar en van vele markten thuis. Ze ontwerpt sculpturen en installaties; ze tekent en ze bezit verrassend genoeg ook een achtergrond in de podiumkunsten. Zij gaf zelfs ooit toneelles. Drie jaar lang zat ze in de Toneelklas van de Antwerpse toneelpedagoge, actrice en regisseur Dora van der Groen. In retrospect merkt ze op “dat het een totaal andere insteek was over hoe je kunt creëren: Dora had het aldoor over het less is more-principe en haar vijf beroemde ‘P-s’: persoonlijkheid, poëzie, plezier, perversiteit en pijn.” Het stak Raes dat ze voortdurend aangesproken werd op haar West-Vlaamse accent, op haar tomeloze verbeelding en hoe die gekanaliseerd moest worden. “Ik kan jouw paarden niet temmen”, bekende Van der Groen. Uiteindelijk hakte Raes de knoop door en sprong ze over de muur richting beeldende kunst. 

 

Als kleine pagadder was Joke Raes al voortdurend aan het tekenen. Ze had de praktijk desondanks afgezworen, zegt ze, “omdat ze graag samen speelt”. De scene ligt haar enorm. Toch koos ze na haar halfhartige theaterervaring voor het Experimenteel Atelier Beeldende Kunst aan LUCA School of Arts Gent. In haar masterjaar creëerde ze er de gesloten sculptuur Slumbers (2011), “een soort doos van Pandora” en een performatieve beeldende installatie van zestien MDF-panelen op wielen. Dit keer vertrekt ze niet vanuit tekst, maar vanuit haar eigen verbeelding. Het maakproces brengt haar in een roes. Ze laat de gebezigde materialen voor zichzelf spreken. Ze laat de controle los. Ze verliest zich begerig in “een moment tussen slapen en waken”. Slumbers is haar allereerste sluimerbeeld. De sculptuur gaat afwisselend open en dicht, waardoor droombeelden aan de kijker voorbijkomen. De installatie is in wezen een Gesamtkunstwerk, met daarin dansers, spelers en muzikanten voor wie Raes kostuums maakt. Het Stedelijk Museum voor Actuele Kunst in Gent (SMAK) presenteert het werk in de tentoonstelling Coming People (2011).

 

Wereld maken als pure kunst

 

Na een bijkomende bacheloropleiding Textielontwerp aan LUCA School of Arts, vertrekt Joke Raes voor een residentie naar Egypte. In een duikresort aan de Rode Zee maakt ze er de verzonken textielwerken Engima, mortè en Carnivore voor de tentoonstelling International Underwater Art Festival. Haar publiek moet tien meter diep het water in om de werken te zien. “In de keuze voor mijn motieven zocht ik naar zaken die afstoten, maar waar je toch wil blijven naar kijken. Mierennesten bijvoorbeeld, gruwelijk maar ook fascinerend en een grote schoonheid bezittend.” Ze noemt het avontuur bepalend voor haar kunstpraktijk. Een paar maanden later is Raes in Peru, voor een residentie met als credo ‘het verschijnen en verdwijnen van de mens in de natuur’. In zeer elementaire omstandigheden ontwerpt ze er met objets trouvés kostuums voor levende portretten, filmregistraties en een installatie voor zeven collega-kunstenaars (die daar ook resideren). “In het Amazonewoud kwam ik in contact met de Shipibo-Conibo-people”, vertelt ze, “een volk met een rijke en complexe cosmologie en een collectief van twee gemeenschappen (de Shipibo en de Conibo). Traditionele cultural practices en kennissystemen zijn in hun cultuur springlevend, zoals de ayahuasca medicijnkunst en de sierkunsten (textiel, keramiek, gebruiksvoorwerpen).” Joke reist wekenlang langs verschillende stammen. “Hun manier van leven, hun manier van in de wereld staan, hun manier van wereld maken, zijn pure kunst”, zegt Raes. “Wij zijn dat verloren, door onze maatschappij en ons ‘systeem’. Kunst wordt bij ons op een pied de stalle gezet. Het wordt een hype - voorwerp van speculatie. Je bent als kunstenaar geen mens meer van vlees en bloed.” 

 

Zwervend water in sculptuur en tekening

 

Joke Raes is heel gevoelig voor context. Atypische tentoonstellings-omgevingen zoals de Japanse Tuin in Oostende of de Poortersloge in Brugge zijn voor haar het einde. “Locaties waarmee het kunstwerk in relatie staat, vind ik de max. Het omgekeerde van de wide white space.”

 

In haar creatie-tentoonstelling voor de Poortersloge, probeert Raes de relatie tussen Brugge, het oudste Kontor (comptoir) van de Hanze in het graafschap Vlaanderen, en haar aanvoerlijn - het water - te herstellen. “Ik wil het water van de reien van buiten naar binnen brengen”, zegt ze, “en wat binnenin leeft, naar buiten brengen. Dit is precies wat er gebeurt in de sculptuur Liquid Identity (2024), een maskerportret in epoxy, dat ik met opzet niet met vuur in aanraking liet komen. In tegenstelling tot eerdere maskerportretten of “binnenstebuiten-portretten die de onderhuidse verbeelding blootleggen”, bestaat dit nieuwe werk niet uit keramiek. Tussen haakjes, nooit eerder bracht ik in een maskerportret zovele openingen aan. Liet ik de ongemengde kleuren verwateren en in elkaar overlopen.” Behalve Liquid Identity toont Triënnale Brugge van Joke Raes ook de fonteinsculptuur met ‘zwervend water’ Wandering water fountain (2024), het muurwerk ‘Petrified Wandering Water’ in keramiek met ‘glazuur als een soort water’, en de zes pentekeningen Watercolor dances on paper full of traces (2024, elk 97 x 66 cm).

 

“Keramiek is verslavend”, mijmert Joke Raes, “Het maakproces is totaal mysterieus. Het werk belandt finaal in de oven. Je geeft het kunstwerk vorm … maar is het van jou? Het object ontstaat achter gesloten deuren. Naargelang de kleisoort, de vorm en het ‘pendelen’ van de temperatuur, krijg je een specifieke en eenmalige ontwikkeling. In de natuur duurt het miljoenen jaren voor kristallen ontstaan; in de oven is het een kwestie van slechts een paar uren. Het enige wat je moet doen, is wachten en hopen.”

 

De tekeningen Watercolor dances on paper full of traces zijn gemaakt op handgeschept, Japans papier dat organische materialen bevat zoals tatami, waterlelie, pataat, kersenbloesem (sakura) en ajuin. Raes “besprenkelt de werken met waterverf en met water uit haar verzameling” – t.t.z. ‘zwervend liefdeswater’ dat mensen om haar heen haar al jarenlang offreren. Zo heeft Raes een verzameling van een veertigtal speciale waters uitgebouwd, met stalen uit onder andere de Azoren, Uruguay en Brugge (het Minnewater). Recent nog deed Joke een oproep om zwervend liefdeswater binnen te brengen in de Poortersloge. Ook tijdens de expositie is dit nog mogelijk. Aan elk flesje water hangt een individuele herinnering, een mijmering. Uiteindelijk vloeien de verschillende waters collectief terug samen. Hierbij ontstaat een dynamische en vloeiende verbondenheid.

 

Het enigma van de identiteit

 

Met haar tekeningen en sculpturen van maskerportretten is Joke Raes erop uit om “het raadsel van het subject, het gemoed, het enigma van de identiteit” bloot te leggen. Met het maskerportret Liquid Identity “wil zij de verbeelding uit het masker bevrijden.” 

 

Voor de bevrijding van de verbeelding wijst Joke Raes uitdrukkelijk in de richting van de natuur. Natuur, en speciaal: water, zijn voor haar een grote inspiratiebron. “Natuur is een onuitputtelijk onderwerp en zeer gegeerd.” Ze wijst het boek Kunstformen der Natur aan in haar lopende bibliotheek, met daarin de wereldberoemde naturalistische tekeningen van sponzen, kwallen, koralen, zeesterren en eencellige wezens – maar evengoed korstmossen – van de Duitse marien bioloog en professor anatomie aan het zoölogisch instituut van de universiteit van Jena, Ernst Haeckel (1834-1919). Met zijn halsbrekend gedetailleerde tekeningen, geïnformeerd door de microscoop, bracht Haeckel, een overtuigd darwinist, een sensationele ode aan de symmetrische schoonheid van biologische organismen. “Hij is een geweldige kunstenaar die de schotten tussen kunst en wetenschap sloopte”, betoogt Joke Raes. “Ik kan naar zijn werk blijven kijken. De lyriek legt me ook wel lam (lacht).” 

 

Het zijn uitgerekend de biomorfe vormen in de maskers/sluimerbeelden van Raes waaruit haar grote fascinatie voor het mariene leven blijkt. “Ik kan uren kijken naar films van onderwater-werelden”, legt Joke uit. “Het surreële - de ‘grenzeloze mogelijkheid’ - is het bezit van de natuur. De eindeloze  verbeelding bevindt zich in het water. Keek je al eens goed naar actuele opnames van het leven van een inktvis (cuttlefish), een meerval (catfish) of een octopus? Hoe deze wezens kunnen veranderen van vorm en kleur … dat is je reinste waanzin! Weet je, mijn familie komt uit de vissector. Het zeeleven is voor mij een metafoor voor de mens. Dat je oplost en verdwijnt in de golven, maar daar ook weer uit tevoorschijn komt – zoals de lege schelp die eerder een parel baarde, helaas roemloos verzonken op de bodem van de zee. Het is op zich een heel romantisch idee, maar het bevalt me écht, omdat ik ervan overtuigd ben dat er iets is wat niet verloren gaat, en wij deel hebben aan de natuur en aan die woeste zee … Wij zijn natuur. Wij komen uit het water. Dat is de oorsprong.” Voor Raes staat natuur gelijk aan verbinding.

 

Het kunstwerk als geïsoleerd geheugen

 

Misschien is het masker dat in het oeuvre van Joke Raes zo dominant aanwezig is, ook een soort fetisj – een object met een sterk symbolisch kapitaal en een dwingende, bezwerende emotionele of magische uitstraling. Het beeld Liquid Identity bezit in elk geval een ritualistisch karakter en suggereert een sterke emotionele implicatie vanwege de maker. Het is alsof Raes haar beeld leven in blaast door haar wensdromen en verbeelding op het beeld te projecteren. Historisch worden fundamentele symbolische en magische eigenschappen toegeschreven aan klei. In het Infirmeriegebouw in het Klein Begijnhof gooit Joke Raes ramen en deuren open – en omarmt ze epoxy. Dat is fijn.

 

De mens in het beeldend oeuvre van Joke Raes is er niet een van as, maar wel van epoxy of, meestal, klei. Klei is ook het ‘geheugen’ van de iconische, surrealistische kortfilm van 12 minuten Dimensions of Dialogue (1982) die Cultuurcentrum Brugge als keuze van Joke Raes in de tentoonstelling Het geheugen van het gebouw vertoont. In de film bombardeert de Tsjechische filmmaker en meester-animator Jan Svankmajer je met allerhande min of meer vertrouwde, abstracte ideeën, en zwaait hij de plak over situaties met zonderlinge en ontregelende wetten. In de eerste scene, Eternal Conversation, zet hij twee archimboldo-achtige hoofden in beeld – in werkelijkheid bewegende ‘maskers’ van etenswaren, noten, pennen en potloden, die elkaar eindeloos opeten en uitspuwen. In Passionate Discourse is het aan een koppel vijandig geworden, naakte kleimodellen, om elkaars gezichten open te rijten. In Exhaustive Discussion ten slotte spuwen twee kleibustes van kalende mannen spullen uit, tot in het absurde toe. Dimensions of Dialogue eindigt met twee gebroken hoofden. De afwisselend levendige, vulgaire, grappige, bizarre, gewelddadige, ongemakkelijke, griezelige en transgressieve beelden in de film laten je achter met de walgelijke smaak van de dood in je mond. 

 

Het is werkelijk ontstellend om je, na het bekijken van Dimensions of Dialogue van Jan Svankmajer, te realiseren dat je je de stuipen op het lijf hebt laten jagen door in wezen door en door eenvoudige, herkenbare samengestelde beelden, maskerfiguren, objecten enfin. Als de organische beeldtaal van Joke Raes intrigeert, is het vanuit eenzelfde schakeling tussen herkenbaarheid en levenloosheid, identificatie en vervreemding, intimiteit en weerzin. Het is in haar universum alsof het onderscheid tussen het bezielde en het levenloze verdwijnt, en sculptuur zich invreet in je brein op een psychologisch en emotioneel dwingende manier. Alsof het kunstwerk het als geïsoleerd geheugen overneemt van ons, van het moment, van de natuur.

 

Kunst als aansporing om het leven te koesteren

 

Joke Raes is zich zeer bewust van het feit dat er in het creatieproces een moment aanbreekt, waarop zij zich terugtrekt en zich van de tekening of de sculptuur losmaakt. Dan geeft zij het werk af aan een onbekend publiek, dat er een eigen interpretatie in legt en in die zin het werk ook krijgt. “Ik geef het aan de ruimte”, zegt Raes, alsof ze een sjamaan is die met elk van haar giften een ster of planeet toevoegt aan haar persoonlijke cosmologie. “Ik wil dat mijn toeschouwer al zijn zintuigen openzet en zelf een ervaring genereert. Dat is heel belangrijk. De digitale ervaring is veel eenzijdiger.”

 

In de Weltanschauung van Joke Raes is veel mogelijk. “De ontkerstening van de wereld veranderde onze verhouding tot de tijd”, poneert ze. “Onze tijdsbeleving werd kortstondiger. Door de eindigheid van het menselijk bestaan ergens een plaats te geven in mijn werk, deal ik met de dood. Ik denk eraan om in de toekomst relikwieën te maken, om de dood poëtisch te strelen. Hoe je het ook draait of keert, onze verhouding met de dood is er niet één van dialoog. Wat ik in mijn kunst echt wil brengen, is de aansporing om het leven te koesteren. Zovele mensen gaan uit elkaar en zitten in negatieve patronen. De wetenschap dat er aan alles een eind komt, kan ook motiveren om het beste uit de situatie te halen. Dat is tenminste wat ik wil doen met mijn werk. Niet dat het allemaal slagroom moet zijn, maar laat ons de krachten bundelen, positief zijn. Er is vandaag al zo weinig connectiviteit. Er is extreem veel eenzaamheid. Kijk rond je op de trein: iedereen laat het hoofd hangen en is bezig op zijn schermpje. Verbinding is meer dan een cliché.” 

 

Joke Raes wil de schoonheid verdedigen, in een wereld die in brand staat en allang dystopisch is. “Ik heb beslist om het leven te willen doorgeven”, zegt zij, “als mens en moeder en als kunstenaar. Dat is het vuur dat ik wil doorgeven. Het is echt belangrijk om de schoonheid te blijven zien. Anders worden wij allemaal gefrustreerd, depressief en kwaad en blijft de wereld gewoon branden.” 

 

Twintig jaar geleden hing Joke Raes als een fruitvlieg in de bomen en keek ze neer op de Lof der Zotheid der mensen. Dat doet ze nog steeds. Als observator en getuige, als beeldenmaker met een speciaal gevoel voor het geheugen, ter land en ter zee.

 

Barbara De Coninck, 1 april 2024.

Joke Raes

Connection is more than a cliché

 

I did a performance when I was eighteen, Drosophila melanogaster (2003). I hung in the air, like a fruit fly, and the audience, they were the rotting fruit. It was a reflection on human stupidity. It was also about Erasmus’ In Praise of Folly.

Joke Raes

 

Joke Raes won the Brussels Art Prize for ceramics in January 2024 with her wall-mounted work, Slumber Poem (2020), which the City of Bruges immediately shared with the world. In the Burghers’ Lodge, no less. As if that were not enough, in one fell swoop, she also sited six large sculptures in Ostend’s Japanese Garden this Easter, under the title WanderMask, as part of Ensor 2024. 

 

Joke Raes (b. 1985) is a wagtail and a maker who has no time to waste. For the past four years, she has been working from her studio in the Klein Begijnhof, an oasis of greenery and a paragon of village life in the heart of Ghent. She used to work in Lange Violettestraat, under the gentle wings of the Ghent-based organisation NUCLEO, which repurposes empty buildings and rents affordable spaces to professional visual artists. She lives in the infirmary building opposite the Begga Convent, in the shadow of the scaffolding-clad church, Onze-Lieve-Vrouw Ter Hoye. Joke Raes, who was born in Bruges, did not originally plan to settle in Ghent. But she gained a place at HISK in 2015, which allowed to establish a temporary ‘15-metre-long’ studio in the Leopold Barracks. She began to dream of a permanent studio with large windows and wide doors, which would alleviate the need to build monumental sculptures in multiple parts, always with an eye on the dimensions of the doorframes.

 

Joke Raes is a versatile artist who is at home in many disciplines. She designs sculptures and installations; she draws and, surprisingly, also has a background in the performing arts. She even taught drama for a time. She trained for three years under the Antwerp-born theatre pedagogue, actress and director, Dora van der Groen. In retrospect, she notes, “it was a completely different perspective on how to create: Dora was always discussing the less is more principle and her five famous ‘Ps’: personality, poetry, pleasure, perversity and pain.” Raes was annoyed at always being challenged on her West Flemish accent, her unbridled imagination, and how she should channel her creativity. “I’m not able to tame your horses,” Van der Groen confessed. Raes finally cut the knot and jumped ship, turning to fine art instead. 

 

Joke Raes was always drawing, even as a toddler. But she stopped because, in her own words “she liked playing with other people”. The art world suits her to perfection. Nevertheless, after her half-hearted theatre experience, she decided to join the Experimental Studio Visual Arts at the LUCA School of Arts in Ghent. As part of her master’s degree, she created the closed sculpture Slumbers (2011), “a kind of Pandora’s box” and performative visual installation with sixteen MDF panels on wheels. For this work, she did not depart from a text, but from her imagination. The creative process was intoxicating. She let the materials speak for themselves. She relinquished control. Delirious, she lost herself in “the moment between sleeping and waking”. Slumbers was her debut ‘slumber sculpture’. It alternately opens and closes, transmitting dream-like images to the audience. The installation, which is activated by dancers, actors and musicians, is essentially a Gesamtkunstwerk. Raes also made the costumes. The Municipal Museum of Contemporary Art in Ghent (SMAK) included the work in the exhibition Coming People (2011).

 

Creating a world that is pure art

 

After an additional undergraduate course in Textile Design at the LUCA School of Arts, Joke Raes embarked on a residency in Egypt. She created the submerged textile works Engima, mortè and Carnivore at a Red Sea diving resort, as part of the International Underwater Art Festival. Visitors dived to a depth of 10 metres to view the works. “In choosing my motifs, I look for things that are repellent yet captivating. Like ants’ nests, for example. They are gruesome but fascinating. And they happen to be incredibly beautiful.” She says that her artistic practice is defined by adventure. A few months later, Raes travelled to Peru, for a residency whose motto is “the appearance and disappearance of people in nature”. There, in rudimentary conditions, she created costumes for living portraits out of found objects, made films and created an installation for seven artists (her fellow residents). “I encountered the Shipibo-Conibo people in the Amazon jungle,” she says, “a culture with a rich and complex cosmology. It is essentially two communities (the Shipibo and the Conibo). Traditional cultural practices and knowledge systems are alive and well in their world, such as ayahuasca medicine and the decorative arts, like textiles, ceramics, utensils.” Joke spent weeks travelling around the different tribes. “Their lifestyle, their way of being in the world, their way of making the world, it’s pure art,” Raes says. “We have lost all this, due to our social structures and ‘system’. We place art on a pedestal. It becomes a kind of hype, an object of speculation. Artists are no longer real, flesh-and-blood people.” 

 

Wandering water in sculptures and drawings

 

Joke Raes is deeply attuned to the contexts in which she works. She is drawn to unusual exhibition venues, such as the Japanese Garden in Ostend and the Burghers’ Lodge in Bruges. “Locations that enter into a dialogue with the work, what more could you want? It’s the antithesis of the wide white space.”

 

For the exhibition at the Burghers’ Lodge, Raes strove to restore the link between Bruges – the oldest Kontor [trading post] in the county of Flanders – and its supply line, the water. “I want to bring the water that’s outside, in the canals, into the building,” she says, “and to show its inner life. This is exactly what occurs in the sculpture Liquid Identity (2024), an epoxy portrait mask, which I chose not to fire. Unlike my previous portrait masks or the ‘inside-out portraits that expose the subcutaneous imagination’, this is not a new ceramic work. Coincidentally, there are an unprecedented number of openings in this portrait mask. And I allowed the unmixed colours to dilute and flow into each other.” Alongside Liquid Identity, the Bruges Triennial is also exhibiting Joke Raes’ fountain sculpture with ‘wandering water’, Wandering water fountain (2024); the ceramic wall-mounted work with a water-like glaze title ; and six pen-and-ink drawings entitled Watercolour dances on paper full of traces (2024, each 97 x 66 cm).

 

“Ceramics are addictive,” muses Joke Raes, “The making process is a complete mystery. The work eventually enters the kiln. You shape the artwork ... but is it yours? The object is created behind closed doors. Depending on the type of clay, the form and the temperature ‘swings’, the end result is as specific as it is unique. In nature, it takes millions of years for crystals to form; it happens in matter of hours in the kiln. All you can do is wait and hope.”

 

The Watercolour dances on paper full of traces drawings are made on handmade, Japanese paper. It is embedded with organic materials, such as igusa, water lily, potato, cherry blossom (sakura) and onion. Raes “sprinkles the paper with watercolour and water, the latter of which comes from my collection” – in other words the “wandering love water” that people have long been giving her. Raes has amassed a collection of some forty unique waters, including samples from the Azores, Uruguay and Bruges (the Minnewater), amongst other places. Joke recently put out a call for people to bring “wandering love water” to the Burghers’ Lodge. It can also be left throughout the exhibition. Attached to each bottle of water is an individual memory, a reverie. In the end, the different waters will flow into one another. Thus creating a dynamic and sinuous connection.

 

The enigma of identity

 

With her drawings and portrait mask sculptures, Joke Raes aims to expose “the riddle of the subject, the mind, the enigma of identity”. With Liquid Identity, she “aims to liberate the imagination from the mask.” 

 

Joke Raes uses nature to help free the imagination. Nature, and water in particular, is one of her primary sources of inspiration. “Nature is an inexhaustible and highly sought after subject,” she says. She points to the book Kunstformen der Natur [Arts Forms in Nature] on the shelves of her overflowing library. It contains Ernst Haeckel’s (1834-1919) world-famous illustrations of sponges, jellyfish, corals, starfish, single-celled creatures and lichens. Haeckel was a German marine biologist and professor of anatomy at the University of Jena’s zoological institute. In his astonishingly detailed drawings, informed by the microscope, Haeckel, a committed Darwinist, paid a sensational tribute to the symmetrical beauty of biological organisms. “He is an incredible artist who broke down the barriers between art and science,” argues Joke Raes. “I will never tire of his work. But, equally, I am paralysed by its lyricism (laughs).” 

 

The biomorphic forms in Joke Raes’ masks/slumber sculptures attest to her preoccupation with marine life. “I can spend hours watching films about underwater worlds,” Joke explains. “The surreal – the idea of ‘limitless possibility’ – belongs to nature. Boundless imagination is in the water. Have you ever truly looked a film about cuttlefish, catfish or octopi? Have you seen how the creatures change shape and colour ... it’s insane! You see, my family were part of the fishing industry. I see marine life as a metaphor for humanity. That you dissolve and disappear into the waves, only to re-emerge from them – like the empty shell that created a pearl, but which has unceremoniously sunk to the seabed. It is an inherently romantic idea, but I love it, because I’m convinced there’s something, that it’s not lost, and that we’re part of nature and the raging sea ... We are nature. We emerged from water. This is our origin.” For Raes, nature equals connection.

 

The artwork as isolated memory

 

The masks that are so prevalent in Joke Raes’ oeuvre might also be a kind of fetish – an object with immense symbolic capital and a compelling, imploring, emotional or magical aura. In any case, the sculpture Liquid Identity has a ritualistic character with strong emotional overtones, thanks to its maker. It is as if Raes animates her sculpture by projecting onto it her wishful thinking and imagination. Clay has been imbued with symbolic and magical properties since time immemorial. Joke Raes throws the Infirmary’s doors and windows open – and embraces epoxy. It’s wonderful.

 

The human figure in Joke Raes’ visual oeuvre is not made of ash, but rather epoxy or, mostly, clay. Clay is also the ‘memory’ of the iconic, surrealistic 12-minute short film Dimensions of Dialogue (1982) that Joke Raes has selected for Cultuurcentrum Brugge’s exhibition Memory as a Building. In the film, the Czech filmmaker and master animator Jan Svankmajer bombards the viewer with an array or more or less familiar, abstract ideas, and maintains order over situations with eccentric and disruptive laws. In the first scene, Eternal Conversation, we see two Arcimboldo-style heads – in reality moving ‘masks’ made of food, nuts, pens and pencils – which endlessly consume and regurgitate one another. In Passionate Discourse, a pair of hostile, naked clay models rip each other’s faces open. Finally, in Exhaustive Discussion, two clay busts of balding men spit things out, to the point of absurdity. Dimensions of Dialogue ends with two broken heads. The alternately vivid, vulgar, funny, bizarre, violent, uncomfortable, creepy and transgressive images ultimately leave you with the disgusting taste of death in your mouth. 

 

It is genuinely disconcerting to realise, after viewing Jan Svankmajer’s Dimensions of Dialogue, that you have been traumatised by incredibly simple, recognisable, composite images, mask figures. In short, objects. If Joke Raes’ organic imagery intrigues, then it is from the same gradations between recognisability and lifelessness, identification and alienation, intimacy and repulsion. It is as though the distinction between the animate and inanimate disappears in her universe, and her sculptures eats into your brain in a psychologically and emotionally compelling way. As if the artwork takes over from us, from the moment, from nature, as an isolated memory.

 

Art as an incentive to cherish life

 

Joke Raes is conscious of fact that at a certain point in the creative process she must step aside and detach herself from a drawing or sculpture. That she must hand the work over to an unknown audience, who will interpret it in their own way, and who will, in that sense, receive the piece. “I give it to the space,” Raes says, as if she were a shaman adding a star or planet to her personal cosmology with each of her gifts. “I want my viewers to open all their senses and generate their own experiences. It’s crucial. The digital experience is much more one-sided.”

 

Much is possible in Joke Raes’s Weltanschauung  [worldview]. “The de-Christianisation of the world changed our relationship with time,” she posits. “Our perception of it became more ephemeral. By giving the finitude of human existence a place in my work, somewhere, I deal with death. I’m thinking of making relics in the future, to poetically caress death. Whichever way you look at it, we don’t enter into a dialogue with death. What I really want to bring to my art is a plea to cherish life. So many people crumble and get stuck in negative patterns. Knowing that everything comes to an end can be a motivating force, it helps me make the best of the situation. At least, that’s what I strive to do with my work. Not that it’s always a bed of roses, but let’s join forces, be positive. There is a dearth of connectivity today. There is extreme loneliness. Look around you on the train: everyone has their heads down and is busy on their screens. Connectivity is more than a cliché.” 

 

Joke Raes seeks to defend beauty, in a world on fire and long since dystopian. “I decided to transfer life,” she says, “as a human being, as a mother and as an artist. That’s the fire I want to convey. It’s vital to see the beauty. Otherwise, we’ll only become frustrated, depressed and angry, and the world will continue to burn.” 

 

Twenty years ago, Joke Raes hung from a tree like a fruit fly and looked at people through the lens of In Praise of Folly. She still does. As an observer and witness, and as a sculptor with a unique sense of memory, both on land and at sea.

 

Barbara De Coninck, 1 April 2024.